Waar groeide je op?
„In Klaaswaal, in Zuid-Holland. Ik ben opgegroeid in een gezin met drie kinderen. Boven mij zitten twee zussen. Wij kerkten met onze moeder in de gereformeerde gemeente in Klaaswaal. Mijn vader ging nooit naar de kerk.”
Heeft je thuissituatie je keuze om de kerk te verlaten beïnvloed?
„Zeker. Als je vader niet naar de kerk gaat, is het veel makkelijker om de stap te zetten. Voor mijn gevoel kon ik kiezen: voor mijn moeder of voor mijn vader.
In de gemeente viel ik ook nog eens buiten de groep. Alle jongeren in de kerk zaten op reformatorische scholen. Ik niet. Zodoende had ik andere vrienden die niet of nauwelijks naar de kerk gingen.”
Daardoor groeide je van de kerk af?
„Ik zeg niet dat ik echt verkeerde vrienden heb gehad. Maar als andersdenkenden bevestigden ze wel vaak mijn problemen met de kerk.
En problemen hád ik. Vooral met praktische dingen. Die vond ik op dat moment heel belangrijk. Waarom moeten meiden een rok dragen? Waarom moet je op zaterdag vroeg thuis zijn? Waarom mag je geen feestje bouwen in de kroeg? Al die regeltjes. Al dat moeilijke gedoe. Daarover was ik het niet met de kerk eens.”
Wanneer brak je met de kerk?
„Toen ik zo’n 15 jaar was, aan het begin van een nieuw catechisatieseizoen. Ik was het gewoon helemaal zat. Ik las al nooit uit de Bijbel en ik bad ook niet. Van de ene op de andere zondag ging ik niet meer naar de kerk. Ik zei eerlijk tegen mijn moeder: Ik stop ermee!”
Hoe voelde het leven ‘zonder God’?
„Op dat moment had ik het goed naar mijn zin. Achteraf zie ik dat wel anders. Het ging mij vooral om de lol. Ik deed leuke dingen en had geen last van allerlei regeltjes van de kerk.
Na de havo ging ik agrarische bedrijfskunde studeren aan de Christelijke Hogeschool in Dronten. Met de studentenvereniging leefden we van feestje naar feestje. Ondertussen dacht ik niet aan God. Ik wilde Hem niet zien.”
Hoe veranderde dat?
„Dat was afgelopen april. Mijn verkering ging uit. Terwijl we in juni zouden gaan trouwen. Op dat moment voelde alles zo slecht dat ik na al die jaren weer ben begonnen met bidden.”
Zie je in die gebeurtenis Gods leiding?
„Absoluut. Die verbroken relatie is echt van Boven zo gestuurd. Maar ook dat ik in die tijd nauw contact kreeg met een christelijke collega, Wijna Meijer. Ik werkte toen al twee jaar bij een trostomatenkwekerij in Middenmeer, maar was nooit veel met haar omgegaan. Ik kende haar amper. Dat veranderde toen. Nu is Wijna mijn vriendin. Ze heeft veel met me gepraat en dankzij haar ga ik nu ook weer naar de kerk.
Door de grote verandering in mijn leven weet ik dat God bestaat. En dat Hij mijn Zaligmaker is. Tot Hem kan ik bidden om steun en kracht. Dat geeft me rust. Ook lees ik weer uit de Bijbel. Ik kan niet meer zonder.”
Wanneer ging je weer naar de kerk?
„De eerste keer was begin juni, met Pinksteren. Door Wijna werd ik meegenomen naar de christelijke gereformeerde kerk in Opperdoes. Ik kom regelmatig bij Wijna thuis over de vloer. In hun gezin is het geloof bespreekbaar. Gewoon aan tafel. Bij mij thuis was dat heel anders.
In Opperdoes volg ik nu ook catechisatielessen. In overleg met de dominee doe ik mee met de belijdeniscatechisanten. Ik merk dat ik een grote achterstand heb. Ik moet nog veel leren.”
En de regeltjes?
„Daar kijk ik nu heel anders tegen aan. Ik ervaar niet eens regeltjes meer. Niets móét. Ik sta achter mijn keuzes en ik wil nu ook zo leven. Seks voor het huwelijk hoeft van mij bijvoorbeeld niet meer.”
Zou je weer terug willen naar je oude leventje?
„Nee, nooit. In de wereld vond ik het geluk niet. Het is er leeg en zondig. De dingen die ik gedaan heb, zijn verkeerd. Ik kan ze voor God niet verantwoorden. Wat ik nu ook inzie: het zich afzetten tegen regels in de kerk is eigenlijk onzin. De wereld heeft namelijk net zo goed zijn regeltjes. Bijvoorbeeld dat je ten minste twee keer per week ‘moet’ stappen.”
Wat zou je zeggen tegen jongeren die afscheid van de kerk willen nemen?
„Vergeet God en de Bijbel niet. Dat heb ik wel gedaan. En daar heb ik nu nog veel spijt van. En al lijkt het alsof je je gelukkig voelt, ik besefte pas later wat ik tekortgekomen ben. Het geluk van de wereld is niet wezenlijk. Je hebt er nooit genoeg van en moet het telkens opnieuw ervaren. Wees ook blij dat je naar de kerk mág gaan. En als je –in tegenstelling tot mij– wel vrienden hebt uit de kerk, zoek met je vragen steun bij elkaar.”