Van regels moet Gerard, klusjesman van beroep, niets hebben. Allerhande geboden en verboden in de kerk stuiten hem dan ook tegen de borst. „Moderne farizeeërs”, noemt hij ze, de kerkeraadsleden. Ook heeft hij een hekel aan „halfzachte kerkmensen bij wie bijna alles ermee door kan.” Mensen die ondanks hun belijdenis naar schunnige dvd’s kijken en vloeken wanneer het hun uitkomt. Nee, Gerard stelt zijn eigen regels en is naar eigen inzicht eerlijk. Hij heeft de Heere en de kerk niet nodig en komt daar rond voor uit.
Waarom besloot je de kerk vaarwel te zeggen?
„Als je de Bijbel goed leest, kom je allemaal tegenstrijdigheden tegen. Het klopt gewoon niet. Ik geloof er niet meer in, zo simpel ligt het.”
Kun je zo’n tegenstrijdigheid noemen?
Gerard denkt even na. Hij had de Bijbel toch wel goed gelezen? „Jawel, maar om zo snel een voorbeeld te geven is lastig. O ja, ik heb er één. God zegt dat Hij liefde is. Maar tegelijkertijd beveelt Hij Zijn volk om andere mensen uit te moorden. En dan niet alleen mannen, maar ook vrouwen, kinderen en zelfs dieren. Dat is toch niet normaal?”
Heb je ooit iemand gevraagd dit aan je uit te leggen?
„Met mijn moeder en mijn broer, die ook niet meer kerkelijk is, heb ik wel zulke discussies gehad. Maar hoe mijn moeder het ook uitlegt, ik geloof gewoon niet dat de Bijbel de waarheid is. Ik geef mijn ouders of de kerk ook niet de schuld van mijn beslissing. Die maak ik zelf. De kerkenraad kwam ook met me praten, ze hebben hun best echt wel gedaan. Maar ik ben eigen baas. En dus ook schuldig als blijkt dat God toch wel bestaat. Dan heb ik echt pech. Daarom probeer ik alles uit het leven te halen wat er in zit. Je leeft tenslotte maar één keer.”
Dus als je het mis hebt, kun je je leven niet overdoen. Dat is een flink risico.
„Het is inderdaad wel een beetje link, maar dat neem ik voor lief. Als de moslims gelijk hebben, heb jij ook pech. Ik zoek nu liever de gezelligheid bij feesten en in cafés. Dat geeft me voldoening.”
Ook rust?
„Nee, dat niet. Maar die vind ik bij m’n vriendin en als ik met de auto bezig ben of erin rijd. Muziekje aan, sjekkie in de mond. Dan vergeet ik even alles.”
Je denkt dus blijkbaar wel na?
„Zeker, veel zelfs. Het knaagt soms wel eens. Zo van: stel dat de Bijbel toch de waarheid is? Maar als ik dan weer logisch redeneer, weet ik het weer. Het klopt niet. Mijn opvoeding loslaten kan en wil ik trouwens niet. Uiteindelijk heb ik wel respect voor mijn ouders. En ik weet echt wel wat wel en niet kan. Tegen drugs zeg ik pertinent nee. En als mijn vrienden kleding jatten uit een winkel, zeg ik dat ze gewoon moeten betalen.”
Dat zijn toch regels waar je zo’n hekel aan hebt?
„Klopt, maar die stel ik zelf. Ik geloof in mezelf, niet in iets of iemand anders. Daarom ben ik ook helemaal verantwoordelijk voor mijn eigen beslissing en daden.”
God is almachtig, hoewel je dat waarschijnlijk ontkent. Hij kan je in de kraag vatten.
„Als God me wil hebben, moet Hij zijn gang maar gaan. Dan vind ik het ook prima.”
Je hebt veel preken gehoord in je leven. Is er ooit één geweest die je geraakt heeft?
„Toen ik veertien was, ging ik mee naar een kerkje bij ons in de buurt. Zo’n schuurtje, je kent het wel. Die preek is me altijd bijgebleven. Het ging over het zaad in de akker. Over de enkelkerk; het zaad dat geen wortel had en maar 10 centimeter groeit. Over de knieënkerk; de planten die tot aan de knieën komen maar dan verstikken. En over de hartenkerk; het zaad dat uiteindelijk vrucht draagt. Ja, dat was een duidelijke preek.”
Wat deed het met je?
„Uiteindelijk niets, behalve dat ik hem nooit vergeten ben. Er zaten geen tegenstrijdigheden in, maar dat betekent nog niet dat de hele Bijbel waar is.”
Tot slot: heeft de Heere iets verkeerd gedaan?
„Nee. Ik geef Hem ook niet de schuld. Ook mijn ouders en de kerk niet. Ik ben zelf verantwoordelijk.”