Sjaak Jacobse, werkzaam bij de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten (JBGG), deed „uit persoonlijke betrokkenheid” onderzoek naar kerkverlating onder jongeren. „In mijn familie- en kennissenkring, maar ook in het jeugdwerk, zie ik nogal wat jongeren afhaken. Dat roept vragen op. Waarom vertrekken zij? Stonden we als volwassenen dicht genoeg bij deze jongeren? Wat heb ik voor hen betekend?”
Per jaar vertrekken zo’n 250 jongeren uit de Gereformeerde Gemeenten zonder dat ze zich bij een andere kerk aansluiten. Jacobse: „Dat aantal is weliswaar redelijk stabiel. Maar het daalt ook niet, ondanks het feit dat er meer aandacht is gekomen voor kerkverlating onder jongeren.”
Jongeren moeten in de kerk vragen kunnen stellen. „Ook al schuren ze met de leer”
De JBGG-werker onderscheidt twee soorten binding aan de kerk. „Je hebt de sociale binding en de inhoudelijke. Als jongeren geen van beide ervaren, haken ze volledig af. Uit onze studie blijkt dat als een van die twee niet aanwezig is, kerkverlaters later toch weer aansluiting zoeken bij een kerk. Feit is dat jongeren met een sociale binding aan de gemeente met meer gemak in de kerk zitten en daardoor beter naar de preek kunnen luisteren.”
Of het gemeenteleven in de Gereformeerde Gemeenten voldoende functioneert, vindt Jacobse een lastige vraag. „Laten we eerlijk constateren dat we met z’n allen individualistischer zijn gaan denken en leven. Jongeren én ouderen. De jeugdvereniging is een keuzemogelijkheid geworden. Je kunt ook gaan voetballen of naar muziekles. Terwijl binding aan de kerk, ook doordeweeks, juist zo belangrijk is. De gemeente is het lichaam van Christus. Dat besef zou meer moeten leven.”
Jongeren moeten in de kerk hun eigen vragen kunnen stellen. „Ook al lijken die te schuren met de leer van de kerk”, benadrukt Jacobse. „Jongeren hebben die mogelijkheid nodig om een eigen mening te vormen en volwassen te worden. Dat is voor opvoeders wel spannend. Vragen worden vaak al snel analytisch bekeken. Zo van: Welke kant wil deze jongen of dit meisje op? Zit er misschien vijandschap achter? Daarmee nemen we jongeren niet serieus.”
Specifieke aandacht vraagt het contact met studerende jongeren, constateert Jacobse. „Voor ambtsdragers die geen hogere opleiding hebben gehad, is het soms moeilijk om catechisatie te geven aan studerende jongeren. Als ze met vragen zitten en het gesprek loopt vast, kan het goed zijn om hen te verwijzen naar iemand anders in de gemeente. De Heere brengt meerdere mensen op het pad om de weg te wijzen.”
Aan de andere kant moeten jongeren ook kritisch naar zichzelf kijken, vindt Jacobse. „Als je een bepaalde aversie tegen de kerk of de prediking voelt, kun je dat gaan voeden, maar je kunt ook proberen op een eerlijke manier je vragen te stellen.”
''Aandacht voor jongeren is een taak van de hele gemeente"
De JBGG-werker adviseert gemeenten om naast de catechisatie en de jeugdvereniging te zorgen voor andere jongerenbijeenkomsten. „Dan kan een barbecue zijn, een rommelmarkt, een sportdag. Laat ook de kerkenraad bij zo’n bijeenkomst een actieve rol vervullen. Of nodig hen uit voor een benen-op-tafelgesprek over de vraag: hoe vind je het in de kerk?”
Jacobse wil niet alle verantwoordelijkheid bij de kerkenraad neerleggen. „Alle gemeenteleden hebben de taak om te zien naar jongeren. Dat hoort ook bij het ambt aller gelovigen. Ik weet van een man die graag aan auto’s sleutelt en jongeren uit de kerk uitnodigt om hem te helpen. Op zo’n moment gaat de Bijbel niet open, maar het kan helpen om hen te binden aan de kerk en er kunnen boven de motorkap levensvragen aan de orde komen.”
Ook kan Jacobse mentorschap aanbevelen. „In gemeenten waar jongeren vanaf een jaar of dertien aan een mentor worden gekoppeld, zijn de ervaringen positief: 80 procent aan wie dit wordt aangeboden, doet mee.”