„Al het afval dat je weggooit, komt op een dag weer bij je terug.” Dat is de les van het filmpje dat Suzanne en Lonneke van Recycle Valley laten zien op het Driestar College in Leiden, denkt een van havo/vwo-leerlingen uit klas L1A. Lonneke knikt: „Dat heb je goed begrepen.”

De twee gastdocenten willen de brugklassers bewust maken van de schadelijke gevolgen van zwerfafval. Bijna alle leerlingen hebben weleens iets op straat gegooid, vertellen ze eerlijk. Al denken de meesten dat ze per saldo meer afval van straat hebben gehaald dan dat ze hebben weggegooid. „Wij moesten op de basisschool twee keer per jaar afval ruimen in de buurt”, verzucht een van de jongens. „Dus ik heb mijn portie afval wel opgeruimd.”

„Weten jullie hoelang het duurt voordat plastic is verteerd?” vraagt Lonneke. Vingers schieten de lucht in bij die vraag. „Vijftig jaar”, gokt de eerste leerling. „Honderd jaar”, roept een tweede. „Ik denk misschien wel 125 jaar”, zegt nummer drie. „Dit was een beetje een vervelende vraag”, geeft Suzanne toe, „maar plastic vergaat nooit. Alle plastic die de moeder van je oma heeft gebruikt en niet netjes is gerecycled, ligt nu op de zeebodem, op een berg in Indonesië of zit in je lichaam. Plastic breekt wel uiteen in hele kleine stukjes, maar het verdwijnt nooit.”

Bijvoorbeeld door het eten van vis komen plastics het menselijk lichaam binnen, zegt Lonneke. „De gemiddelde mens heeft zo veel plastic in zijn lichaam dat er een pinpas van gemaakt kan worden.”

Nadat de leerlingen is verteld dat zwerfafval de Nederlandse belastingbetaler jaarlijks 250 miljoen euro kost en voor dat geld elke middelbare scholier een tablet zou kunnen kopen, komen de scholieren in actie. Gewapend met een geplastificeerde vragenlijst daalt de klas de oranje trap af en loopt door de hoofdingang de straat op. 

Naast de schooldeur staan prikkers. Een paar jongens gaan elkaar ermee te lijf. Docent Dirk Jan van der Plas waarschuwt: „In de vorige groep heeft iemand een drol beetgepakt, dus jullie blijven misschien niet helemaal schoon als je dit doet.” Die opmerking motiveert de scholieren om zich met de prikker op het afval op straat te richten. 

„Twixpapiertje”, roept Judith. En dan: „Plastic verpakking”, „spiekbriefje” en „aluminiumfolie.” Jarco noteer alles wat de groep van straat oppikt. Na tien minuten staat de teller op elf peuken, zes verpakkingen, een blikje, vier plastic flesjes en twee mondkapjes. In de groene afvalzak die Tim vasthoudt, zit inmiddels een bodempje.  

Jouke pikt „een dinges” van de grond, verklaart hij als hij niet kan achterhalen wát het halfvergane afval precies moet voorstellen. Drie seconden later komt hij met een vies mondkapje aangelopen. „Dit is een modderkapje”, grapt Tim. Jarco noteert het derde mondkapje op zijn lijst.

De scholieren mogen voorbijgangers interviewen over het afval in de buurt. „Werp een barricade op”, roept iemand als in de verte een vrouw op een paarse fiets aan komt rijden. Jurre stuift op de fietsster af. De vrouw remt en zet één been naast de tweewieler. Zonder verdere introductie vraagt Jurre: „Hoe schoon vindt u de buurt op een schaal van 1 tot 10?” Omdat de vrouw haar AirPod nog uit haar oor moet peuteren, herhaalt Jurre de vraag nog een keer. „Een 5”, zegt de fietsster. Dat vindt Jurre niet heel hoog. „Daar gaan we wat aan doen”, belooft hij. Mede-interviewer Maria lacht, de vrouw stapt weer op haar fiets en vertrekt. 

Tim torst inmiddels een kapotte speelgoedauto mee. Ook de twee andere schoonmaakploegen van L1A deden bijzondere vangsten, blijkt als de klas weer bij de schoolingang verzamelt. Een onderbroek, een stuk regenpijp en een dood vogeltje horen ook bij de oogst. „Zo makkelijk is het dus om je buurt schoon te maken”, lacht Lonneke. „Alles wat je nu hebt opgepakt, is gewoon weg uit de natuur!”