De 18-jarige Voorthuizenaar hielp dit jaar tientallen schapen tijdens de bevalling, het lammeren. „Ik leg het schaap eerst neer. Met één hand ga ik erin en zoek de pootjes van het lam. Die trek ik naar buiten. Dan zoek ik met mijn andere hand het kopje. Met een schoenlepelbeweging wip ik het lammetje dan zo naar buiten.”
Nummer twee
Daarna gaat de bevlogen studente melkveehouderij meteen op zoek naar een eventuele nummer twee. Want de meeste schapen dragen twee of drie lammeren. Soms is dit werk afzien. Een van de eerste bevallingen in januari kan ze zich nog goed herinneren. Het was vroeg in de ochtend en buiten lag er sneeuw. „Met ijskoude en rode handen ga je net zolang door totdat het lam is geboren.”
Iedere keer weer geniet Marijke als ze een levend dier op de wereld zet. Dan zorgt ze ervoor dat de lammeren zo snel mogelijk een slok biest –de eerste moedermelk– binnen krijgen. Dat geeft de dieren voldoende afweerstoffen. Want de kleintjes moeten direct op hun eigen pootjes kunnen staan.
Verschoppelingen
Over de verschoppelingen ontfermt Marijke zich. De zogenoemde leplammeren stormen op haar af als ze de schuur met pasgeboren lammeren binnenstapt. De kraamkamer, noemt ze het zelf. De dieren hier kunnen op de een of andere manier niet bij de moeder blijven. Ze worden verstoten, of het ooilam geeft niet genoeg melk voor al haar kinderen.
Marijke geeft ze de fles. En dat voelt goed. „Zonder mij zouden ze het niet redden. Ik ben de moeder van die dieren. Nu hebben ze weer toekomst.”
800 lammetjes
De boerin koos dit werk niet van de ene op de andere dag. Al als klein meisje was ze altijd op de boerderij te vinden. Inmiddels zit ze in het tweede jaar van een werk- en leeropleiding aan het Groenhorst College in Barneveld en werkt ze bij schapenboer Van de Bor aan de Wencopperweg in Kootwijkerbroek. Dit bedrijf houdt zo’n 1600 schapen, die dit jaar samen goed zijn voor 950 lammetjes. Inmiddels zijn er zo’n 800 geboren. Een krappe honderd hadden daarvoor de hulp van Marijke nodig.