Hoe ben je boerin geworden?
„Als kind hield ik al van dieren en was ik altijd buiten te vinden. Honden, kippen, konijnen; ik vond ze allemaal leuk. Op mijn veertiende ben ik op de boerderij van mijn oom en tante gaan helpen als schoonmaakster. Maar ik was liever bij de kalveren in de schuur dan aan het schoonmaken.
Zodra ik op mijn zestiende van school af kwam, ben ik in een dierenwinkel gaan werken, maar dat paste niet zo bij me. Ik was de hele tijd met de dieren bezig, terwijl het in een winkel natuurlijk om de klanten draait.
Toen kon ik aan de slag bij een varkensbedrijf. Dat was leuk. Ik werkte binnen in de kraamstal bij de zeugen en de biggen. Maar omdat ik echt een buitenmens ben, hield ik het daar op een gegeven moment ook voor gezien.
Daarna heb ik bij een mestkalverenbedrijf en een melkveebedrijf gewerkt. Op dit moment ben ik als boerin op zoek naar een nieuwe uitdaging.”
Wat vind je er leuk aan?
„Ik merk dat ik er enorm veel energie van krijg om voor dieren te zorgen. Het is dankbaar werk. Als ik ’s morgens de koeien kom melken of de kalfjes voer, staan die al bij het hek op me te wachten.
Ik heb er ook wel eens aan gedacht om in een dierenasiel te gaan werken. Het punt is dat je dan ook veel administratie moet doen. Dat lijkt me niks. Ik houd er vooral van om met mijn handen te werken, in de buitenlucht. Ook als het regent of vriest, dat maakt me niet uit.
De baan van boerin past heel goed bij me. Je moet me niet op kantoor zetten, daar zou ik ongelukkig van worden. Mijn vrienden snappen dat en vinden dit werk ook echt iets voor mij. Voor hen is mijn baan heel normaal. Verschillende van hen zijn boer en ik heb twee vriendinnen die ook boerin zijn.”
Je werkt vooral met mannen?
„Ja, meestal wel. Maar dat vind ik niet erg. Jongens zijn nuchter en doen niet snel ergens moeilijk over. Natuurlijk gaat het soms wat lomper allemaal, ook qua taalgebruik. Soms pik ik daar iets van op. „Dat heb je zeker van de boerderij?”, zeggen mijn ouders of vrienden dan.
Toen ik net begon, dacht ik: wat mannen kunnen, kan een vrouw ook. Maar ik ben er achter gekomen dat dit niet zo is. Mannen zijn toch sterker gebouwd. Voor mij is het bijvoorbeeld lichamelijk behoorlijk zwaar om voerkuilen dicht te gooien, strohokken uit te mesten of een stal schoon te spuiten met een krachtige hogedrukspuit. Ik vind het mooi werk, maar moet dat niet dagen achter elkaar doen. Dan houd ik niet vol.”
Zou je graag een eigen boerderij willen hebben?
„Mijn vriend is boerenhulp. We hebben het er weleens over gehad om voor onszelf te beginnen. Maar dat is moeilijk, omdat we beiden niet van een boerderij afkomstig zijn. Mijn moeder wel. En mijn vader heeft altijd graag boer willen worden, dus het zit zeker in m’n bloed. Maar er is geen familiebedrijf dat we zouden kunnen voortzetten.
Een ander nadeel is dat je met een eigen boerderij altijd bezig bent, terwijl wij het ook heerlijk vinden om een dagje vrij te zijn zonder ons zorgen te hoeven maken over de dieren.”
Dit artikel verscheen eerder in Magazine Terdege.