Hans van ’t Land, mentor van GerGemkring Ede-Wageningen en voormalig landelijk preses van de christelijke studentenvereniging CSFR, ziet een belangrijke taak weggelegd voor de thuisgemeente: „Het eenvoudigste wat je kunt doen, is warm contact houden.”

Uit een enquête van de Amerikaanse onderzoeksorganisatie Lifeway Research blijkt dat bijna 70 procent van de onderzochte christelijke studenten in de Verenigde Staten tijdens hun studie hun geloof vaarwel zegt. Wat denkt u als u dat leest?

„Als ik de cijfers zo zie, vind ik dat heftig. Denk aan een schoolklas waarvan meer dan de helft van de leerlingen hun geloof verliest – dat is gewoon heel veel. Tegelijkertijd kan ik zelf met cijfers niet zo veel. Elk individu is verschillend, iedereen beleeft zijn studententijd anders. Daarbij vraag ik me af: haken deze studenten echt tijdens hun studie af of hebben ze eigenlijk al eerder afstand genomen?”

Hoe komt het volgens u dat deze percentages zo hoog zijn?

„Ik denk dat verschillende dingen een rol kunnen spelen. Heel veel scholieren lopen nog mee op het pad van hun ouders. Zodra zij in contact komen met ‘de wereld’ komt het erop aan. Op zo’n moment moet je kiezen: waar sta ik zelf voor, wat vind ík belangrijk? Dan komt het erop aan dat het geloof geïnternaliseerd is. Daarnaast ontstaat er in je studietijd een soort onthechting. Je raakt los van veel vaste structuren: je gaat op kamers wonen, je raakt losser van de kerk, van het gezin. Daarbij kan er ook sprake zijn van verwijdering. Als je studeert en je bent een slimme jongen, rol je vaak vanzelf een heel ander soort carrière in. Binnen een geloofsgemeenschap wordt dat niet altijd begrepen. Je moet dus bruggen gaan bouwen tussen twee werelden – en dat kost veel energie.”

U hebt zelf politicologie en internationale betrekkingen gestudeerd. Hoe beleefde u de overgang van de middelbare school naar de universitaire wereld?

„Ik kom uit een fijne, hechte gemeente – en toch ben ik er ver van verwijderd geweest. Dat was nooit mijn bedoeling: ik wilde altijd betrokken blijven. Maar verbinding houden is lastig, voor een student, en ook voor de kerk.

Daarnaast heb ik ook wel wat robbertjes gevochten om het christelijk denken te verbinden met het wetenschappelijk denken. Toen ik ging studeren, ontdekte ik dat ik eigenlijk een christelijke zelf en een seculiere zelf had. Die twee probeerde ik vervolgens bij elkaar te brengen. Wat betekende de God van mijn geloofsleven voor mijn studentenleven?

Bij internationale betrekkingen kom je in aanraking met veel geloven en culturen die een grotere bijdrage leveren aan het vredesproces dan bijvoorbeeld de kerk. Ik merkte dat ik daarin een beetje postmodern werd. Dat God de oplossing voor mijn zielsbehoud is, geloofde ik wel. Maar of Hij in de wereld ook de grootste bijdrage levert aan het oplossen van problemen…

Die manier van denken botst natuurlijk met je belijdenis. Ik vond dat erg lastig. Had ik het lef om te zeggen dat mijn geloof de enige waarheid is?”

Hoe ging u daarmee om?

„Ik ben erover gaan lezen. Een boek waar ik veel aan had was ”Burger van twee werelden” van dr. W. Aalders. Ook de Deense filosoof Søren Kierkegaard was voor mij een uitkomst, met name hoe hij spreekt over wat geloof is.

Wat ik wel heb gemist –en ik denk dat veel studenten dat missen– is de mogelijkheid om met die vragen ergens in de eigen geloofsgemeenschap terug te komen. Zulke vragen worden daar namelijk vaak niet begrepen. Dat ligt ook deels aan de studenten, denk ik. Ik weet niet of ik zelf de vragen die ik had destijds ook zo goed onder woorden kon brengen. Toch zou het goed zijn als je in je kerkgemeenschap de ruimte houdt om daarover te praten. Als preses van de CSFR en ook nu, als mentor van kring Ede-Wageningen, heb ik gemerkt dat veel studenten nooit iets te horen krijgen van hun eigen kerkenraad. Blijkbaar interesseert het zo’n kerkenraad niets. Je kunt dan van alles van de cijfers gaan vinden, maar het eenvoudigste wat je kunt doen, is warm contact houden. Blijf openstaan voor vragen. Sterker nog, ga samen met zo’n student op zoek: Wat zíjn nu precies je vragen, kunnen we daar woorden aan geven? Dat zou mij in ieder geval wel hebben geholpen.”

Waar denkt u dan aan? Een soort studentenouderling?

„Op z’n minst! Ik vergeet nooit meer de bijeenkomsten voor studenten die wél vanuit onze kerk werden georganiseerd. Dat soort ervaringen zijn voor studenten heel erg belangrijk. Alleen al vanwege het signaal: je kunt hier terecht. Studenten moeten altijd maar zelf die verbinding maken tussen hun geloof en een soort andere realiteit. Het wordt wel heel eenzaam als je dan helemaal geen beweging ziet aan de kant van de kerk.

Daarnaast is het overigens ook belangrijk dat je zelf je Bijbel leest. Wij als refo’s zijn heel goed in Bijbelse feitjes, maar de omgang met het Woord, daarnaar kunnen luisteren, het in groepsverband erover doorpraten – dat is een kunde die vaak niet wordt bijgebracht. Tegenover Bijbelstudiegroepjes staat men vaak huiverig. Terwijl juist die door studenten enorm gemist worden, met name als ze na hun studietijd terugkeren in hun gemeente. Op de preekstoel ligt de Bijbel open, maar er wordt niet met elkaar over doorgepraat. Het gebrek aan dat verdiepende draagt eraan bij dat veel studenten naar links afglijden.”

Biedt een studentenvereniging uitkomst?

„Zeker! Ik geloof van harte dat een studentenvereniging of een GerGemkring bewezen middelen en van God gegeven zijn. Je ziet dat jongeren die op afhaken staan, daar toch worden meegenomen. Gods Geest werkt er overduidelijk. Een kring of vereniging biedt je als student in een roerige tijd van je leven een gemeenschap van mensen die je wél begrijpen. Daarbij is Bijbelstudie steeds belangrijker geworden. Vroeger had de CSFR bijvoorbeeld geen Bijbelkringen – inmiddels vormen die het hart van de vereniging. Dat is een heel mooie ontwikkeling.”

U was zelf lid van de CSFR. Wat merkte u daar van geloofsvragen en twijfels die speelden onder studenten?

„Daar werd over gepraat, maar iedereen heeft daarin wel zijn eigen weg te gaan. Veel studenten verdiepten zich bijvoorbeeld in het zoeken naar Godsbewijzen, iets waar ik me niet zo mee bezighield. Maar dat is juist het mooie van een vereniging: de vragen van een ander helpen jou ook verder. Het is belangrijk dat ook kerken zich realiseren dat de moeilijke vragen van studenten misschien ook wel de vragen zijn van veel andere leden, al zijn die wellicht minder scherp geformuleerd. Ik ben nooit vergeten dat een ouderling van onze gemeente tijdens een avond voor studenten zei: „Vraag niet aan ons als kerkenraad: Wat kan de gemeente voor studenten doen, maar: Wat kunnen jullie studenten voor onze gemeente doen?” Veel studenten leren goed met andersdenkenden om te gaan, analyseren, leidinggeven aan Bijbelstudies, omgaan met moeilijke vragen… Die vaardigheden zijn ontzettend waardevol in een gemeente.”

U bent sinds anderhalf jaar mentor van GerGemkring Ede-Wageningen. Hoe staat u klaar voor studenten met vragen over het geloof?

„Ik merk dat veel vragen waar ik vrij recent doorheen gegaan ben, bij een nieuwe generatie gewoon weer spelen. Maar natuurlijk zijn er ook verschillen. Elke student heeft tenslotte zijn eigen achtergrond. Mensen komen wel met vragen naar mij toe, maar ik ben geen ouderling: het is niet zozeer mijn taak om geestelijk leiderschap te geven – wel om te luisteren en niet te oordelen. Er is onderling ook veel openheid; tijdens Bijbelstudies wordt er soms al heel wat op tafel gelegd. Studenten nemen daarin elkaar ook mee. Ik krijg af en toe wel telefoontjes, maar de meeste dingen komen tijdens de kringavonden ter sprake. Ik probeer dan altijd op het Woord te wijzen. Veel jongeren worstelen bijvoorbeeld met wat ze van huis uit mee hebben gekregen. Dan heb je het daar over en probeer je er juist iets moois uit te halen.”

Voor ouders kan het lastig zijn om kinderen los te laten als ze gaan studeren. Wat kunnen zíj doen om hun kinderen een stevige basis mee te geven?

„Ik denk dat het belangrijk is dat ouders ook over moeilijke onderwerpen het gesprek blijven aangaan en niet schrikken van wat er af en toe boven tafel komt. Wees blij als je kind soms iets zegt waarvan je denkt: oei… Dat betekent dat je een goede relatie hebt. Moedig je kind ook aan om een gemeenschap op te zoeken, zoals een vereniging of een kerk. En aanvaard misschien soms ook dat je kinderen een ander pad kiezen als ze die ruimte even nodig hebben. Misschien kunnen ouders laten zien dat het voor hen ook niet altijd makkelijk is. Je bent niet lid van een kerk omdat dat nou de perfecte kerk is, maar omdat je je daar geplaatst weet en daar trouw aan bent. Het belangrijkste is denk ik dat je al vroeg moet beginnen met te laten zien wat het is om biddend en met het Woord te leven. Studenten hebben het gebed enorm nodig. Dat neemt niet weg dat het voor ouders erg lastig kan zijn, zeker als je kind hoort bij die 70 procent die afhaakt. Dat lijkt me heel moeilijk en pijnlijk.”

Welk advies heeft u voor jongeren die rondlopen met geloofsvragen?

„Zoek mensen met wie je hierover kunt sparren. Er zijn mensen die jouw studie hebben gedaan en hun geloof hebben behouden. Ga naar hen op zoek, zij kunnen je helpen. Wees ook een beetje mild voor je eigen gemeente. Neem desnoods zelf contact op met een ouderling en vraag hem of je een keer mag komen praten. Zorg bovenal dat je gedisciplineerd geestelijk leeft. Luister elke dag naar het Woord, lees het elke dag. Als je zorgt dat het de basis van je leven is, rust daar zegen op. Dan worden niet alle vragen opgelost, maar dan worden ze wel draagbaar.”

 

Kerkverlating onder studenten gaat sluipenderwijs

In 2017 voerde het Amerikaanse instituut Lifeway Research een onderzoek uit naar kerkverlating onder christelijke studenten. Meer dan 2000 jongeren van 23 tot 30 jaar die tijdens hun middelbareschoolperiode nog regelmatig kerkdiensten bezochten, vulden de enquête in. De belangrijkste vraag luidde: ben je tijdens je studietijd voor minstens een jaar gestopt met het bijwonen van kerkdiensten? Maar liefst 66 procent van de ondervraagden beantwoordde deze vraag met ”ja”. De meesten van hen (34 procent) noemden de overgang naar de universiteit hiervoor als belangrijkste reden.

Uit de antwoorden blijkt dat veruit de grootste groep van de afhakers vooraf niet van plan was om afscheid te nemen van het geloof: slechts 29 procent gaf aan na de middelbare school toch al te willen stoppen met de kerkgang, voor de overige 71 procent van de jongeren kwam de beslissing ongepland. De cijfers laten zien dat verslapping in de kerkgang sluipenderwijs gaat: van alle ondervraagden zei 69 procent op 17-jarige leeftijd nog regelmatig naar de kerk te gaan, op 18-jarige leeftijd daalde dat percentage naar 58 en op 19-jarige leeftijd naar 40. Van de twintigplussers gaf slechts een derde aan nog meerdere keren per maand een dienst te bezoeken. Toch is er ook een lichtpuntje: van de jongeren die tijdens hun studententijd het geloof vaarwel zeiden, keerde 31 procent na hun studie terug naar de kerk.