Een studie „van top tot teen”, dat is hoe Jan Willem geneeskunde samenvat. „Je gaat in op de werking van organen, wat er mis gaat bij ziekten, hoe de patiënt je dat vertelt en hoe je daarop wel of niet in kunt grijpen met therapieën zoals medicijnen of operaties.”

De zesjarige opleiding omvat drie jaar theorie en daarna drie jaar praktijk, de zogenaamde coschappen. „Dat is een mix van meekijken en soms doen. Zo kun je af en toe een hechting zetten. Echt snijden bij operaties zit er vaak niet in. Het is vooral tangen en stangen vasthouden”, gniffelt hij. „Wel voer je vaak de anamnese, het vraaggesprek met de patiënt, uit.”
Aan de geneeskundestudie zitten veel ethische aspecten. Jan Willem besefte dat pas goed in het vierde jaar van zijn studie. „Tijdens de coschappen liep ik tegen het lijden aan. Iedereen krijgt vroeg of laat met dat thema te maken, maar bij geneeskunde wordt je daar heel vroeg vrij diep ingegooid. Mijn probleem was vooral de zinvraag. Je ziet zo veel mensen bij wie het lijden troosteloos is omdat ze geen geloof hebben.”


„Ziekte is geen foutje van de natuur"


Jan Willem zocht vervolgens via de CMF (zie kader) contact met andere christelijke medici. „Daar had ik een spiegel voor mijzelf, hoe anderen met zulke vragen omgaan. Want dezelfde ervaringen roepen bij veel mensen dezelfde vragen op. Het leverde mij ook identificatiefiguren op.”

Ongenade
Terugkijkend op zijn studie merkt Jan Willem op dat hij als christen anders naar ziekten kijkt dan seculieren. „Je ziet ziekte niet als een foutje van de natuur of de manier waarop de mens nu eenmaal is geprogrammeerd. Ziekte is het gevolg van de val. Het is de algemene straf of ongenade voor de mensheid vanwege de zonde. Dat komt in de praktijk overigens niet snel ter sprake.”
Jan Willem, op dit moment arts-assistent psychiatrie bij Eleos in Amersfoort, wil later op de intensive care gaan werken. Moeilijke vraagstukken die daarbij spelen zijn euthanasie en hoever je moet gaan in het behandelen van patiënten. „Ik beslis over mijn handen, die zullen nooit helpen met euthanasie. Maar verwijs je iemand door naar een arts die het wel doet? Dat vind ik al moeilijk. Het grootste dilemma vind ik nog hoe ver je gaat met behandelen. Moet alles wat kan? Voeg je niet te veel leed toe? Zo kwam ik eens in aanraking met een man van zo’n 55 jaar die al meer zelfmoordpogingen had gedaan dan zijn leeftijd. In hoeverre kun je zo iemand nog helpen?”

De maakbaarheid van mens en gezondheid is ook een thema dat speelt. Toch merkt Jan-Willem dat de hoop dat de techniek ziekten de wereld zal uithelpen meer de overspannen verwachting is van het publiek, dan wat werkelijk leeft in de medische wereld. „De gemiddelde arts voorziet best verbeteringen qua behandelingen en diagnostiek. Maar de boodschap in de collegezalen was toch altijd: vroeger waren het hart- en vaatziekten, tegenwoordig is het kanker en in de toekomst is het alzheimer. De mens zal altijd behept blijven met ziekten.”

Beelddrager
Waarin een christenarts verschilt van een seculier arts? „Lang niet alle artsen hebben edele motieven. Soms werken ze enkel om hun brood te verdienen of voor geld en status. Als christen zie ik het als een Bijbelse roeping om mijn medeschepsel te helpen. Een patiënt is geen wandelende verzameling problemen, zoals weleens gedacht wordt, maar is, zoals in Psalm 8 staat, beelddrager van God. Hoewel dat beeld gecorrumpeerd is, blijft het een schepsel die jouw compassie en jouw hulp verdienen, vanwege het beeldrestant dat er nog is.”

Toch ervaart Jan-Willem spanning tussen enerzijds je professionaliteit als arts en anderzijds je christelijke achtergrond. „Ik kreeg eens de reactie dat ik als arts zeker vaak met patiënten over God kon praten. Maar je zegt ook niet van een groenteboer dat hij veel met zijn klanten over God kan praten. Laat duidelijk zijn: in eerste instantie ben je arts. Het christen-zijn hoort al je handelingen te doordesemen, maar je moet niet de predikant gaan uithangen. Bot reageren op iemand met een geslachtsziekte door te zeggen dat zoiets komt door zijn of haar on-Bijbelse levensstijl, doe je niet. Barmhartigheid moet voorop gaan. Met patiënten bidden zou voor mij wel een optie zijn, als zij daarvoor openstaan. Ook het meegeven van troostende worden vanuit de Bijbel, hoewel je dat bij een atheïst niet snel zal doen.”

Respect
De overgang van de reformatorische Gomarus Scholengemeenschap naar de universiteit is voor Jan-Willem minder groot geweest, dan hem was voorgespiegeld. „Als jij anderen respect toont, krijg je het ook terug. En hoe minder je over je normen en waarden praat –als je je heel gesloten opstelt– hoe minder begripvol anderen zijn. Medestudenten staan open voor de mening en het geloof van anderen. Ik heb meer dan eens uitgelegd hoe er in reformatorische kring gedacht kan worden over inenten. Daar reageerden ze goed op.”

Niet alleen op het terrein van het geloof was het klimaat tussen studenten respectvol. Jan-Willem: „Je geeft jezelf tijdens deze opleiding letterlijk bloot. Je ziet elkaar –door de onderzoeken die je op elkaar moet uitvoeren– tot op de onderbroek. Dat was best wennen, maar ik heb me nooit onveilig of bekeken gevoeld. Het gebeurde met respect voor elkaar. Toen er een studentenweekend werd georganiseerd, dat vooral in het teken stond van zuipen en seks, heb ik me bij voorbaat afgemeld. De levensmoraal onder geneeskundestudenten vond ik niet altijd even hoog.”

Pragmaticus
Jan-Willem ervoer zijn geneeskundestudie als een „studie in genuanceerdheid.” „Antwoorden die je meekrijgt vanuit je achtergrond blijken niet altijd werkbaar. Ik ben bijvoorbeeld tegen seks voor het huwelijk en anticonceptie bij mensen die ongetrouwd zijn. Maar als anticonceptie de beste keuze is van twee kwaden? Om zo hiv te voorkomen in Afrika? Als geneeskundige word je toch een pragmaticus.”

Als tip aan christelijke geneeskundestudenten wil Jan-Willem meegeven om vraagstukken niet alleen op te lossen. „De Bijbel laat heel duidelijk zien dat geloven in gemeenschap gebeurt. Zoiets als het CMF is heel goed om je te helpen je een mening te vormen. Of natuurlijk een studentenvereniging. Zelf gebruik ik verder een Engels dagboek, waarin stukken uit de Bijbel worden betrokken op de medische praktijk. Het heeft een toepasselijke titel: ”The Doctors’s life support”.”

Dit is het eerste deel in een serie met reformatorische studenten over de verandering en de (ethische) vragen die zij ervaren tijdens hun opleiding. Vandaag: geneeskunde. Klik hier voor het dossier.


Studentencongres
Het Christian Medical Fellowship (CMF) in Nederland houdt van vandaag tot en met zondag zijn jaarlijkse studentencongres met als thema ”Who’s in control? Are we taking control or taking God’s role?”. Medeorganisator Jan-Willem van de Veer: „Het congres gaat over in hoeverre je als geneeskundige ziekten in de hand hebt en hoe het zit met de afhankelijkheid van God daarbij.”

CMF is een vereniging voor artsen en medisch studenten, tandartsen en tandheelkundestudenten die vanuit hun christelijke overtuiging hun medisch denken en handelen vorm willen geven.
Op vrijdag 27 en zaterdag 28 februari organiseert CMF-Nederland voor het eerst een weekend voor arts-assistenten.
Klik hier voor meer informatie over cmf