Op de particuliere hogeschool zit ze in een klasje van een man of tien. Een heel verschil met de collegezalen in Korea, die gevuld waren met honderden studenten. Ondanks de kleinschaligheid is het volgens haar niet gemakkelijk om nieuwe vrienden te maken. „Alle Nederlanders op school kennen elkaar al”, legt Cecilia (23) uit. Wel heeft ze mensen leren kennen in internationale kerken en bij de Christian Union van IFES, een organisatie die zich richt op evangelisatie en geloofsopbouw onder studenten. Ze is al bij een activiteit van IFES geweest en wil ook graag de wekelijkse Bijbelstudie bezoeken.
De Koreaanse heeft inmiddels kennisgemaakt met twee Nederlandse kerken: de International Christian Fellowship (ICF, verbonden aan de CGK) en de anglicaanse kerk. Ondanks haar rooms-katholieke achtergrond voelt ze zich er prima thuis. „Ik hoor niet bij een specifieke kerk, maar bij God.” De tijd in Nederland ziet ze als een „kans” om vertrouwen op God op te bouwen, legt ze uit: „In Korea ging ik zelf of met mijn oma naar de kerk. Mijn ouders geloven niet en mijn opa bekritiseert me vaak: Waarom verspil je je tijd in de kerk?!” Met het protestantisme kwam Cecilia al in aanraking op de (christelijke) universiteit in haar thuisland. „Elke week is er een dienst waarbij alle studenten aanwezig moeten zijn, christen of geen christen.” In die laatste categorie vallen er nogal wat: 70 procent, schat ze. Bijna alle Koreaanse universiteiten zijn christelijk, doordat „rijke christenen dat onderwijs financieren.”
Tussen het leven in Nederland en het leven in Korea zijn genoeg verschillen. „Wifi is zó traag hier. In Zuid-Korea kun je overal waar je maar bent verbinding maken met razendsnel wifi.” En: „Als je hier uit eten gaat, eet iedereen zijn eigen bord leeg. In mijn cultuur deel je die gerechten. Dat mis ik wel.”
Anderzijds kunnen Koreanen ook van Nederlandse gebruiken leren. „In Korea stel je geen vragen aan vreemden. Je lost zelf je problemen op. Pas na drie of vier mislukte pogingen vraag je om raad. Hier vragen mensen al of je hun hulp kunt gebruiken als ze zien dat je ergens mee zit.” Ze lacht. „Ik probeerde in de Albert Heijn mijn OV-chipkaart op te laden, maar het apparaat accepteerde mijn buitenlandse bankpas niet. Een vrouw heeft toen voor me betaald en ik kon haar het bedrag contant teruggeven.”
Met haar twee huisgenoten heeft ze er al een dagje Amsterdam opzitten. Wat ze gedaan hebben? „Shoppen! En naar het Van Gogh Museum.” Rotterdam staat nog op de bucketlist. Den Haag komt zeker ook nog langs, want over een halfjaar begint Cecilia aan het volgende onderdeel van haar studie: international businessmanagement aan de Haagse Hogeschool.