De schilderijen aan de muur spreken boekdelen. Hier woont een kunstenaar. In de woonkamer prijkt een fraaie plaat van een koraalrif. „Dat is een monotype boven op een ets”, legt Diane in vaktaal uit. Even verderop, in de hal, hangt een schilderij van een open mensenhand. Een uitklaptrap geeft toegang tot een zolder­kamertje met schildersezel en allerlei tekengerei. Hier trekt Diane zich „ongeveer eens per maand” terug. „Want de meeste beeldende kunst maak ik op de kunstacademie.”

Die hogeschool bevindt zich in Utrecht. Daar wordt Diane opgeleid tot docente beeldende kunst en vormgeving. Een belangrijk deel van de opleiding bestaat uit praktijkvakken. Daarvoor is Diane in de weer met bijvoorbeeld kwast en doek of potlood en papier. Momenteel is ze vooral bezig met organische kunst, met natuurlijke of menselijke vormen.

Theater
Waar ze als christen zoal tegen aanloopt tijdens haar studie? Diane noemt eerst wat concrete voorbeelden. Zo moest ze eens uitbeelden of er vooruitgang is in de maatschappij. „Ik ging uit van niet, omdat het kwaad sinds de zondeval alleen maar is toegenomen. Mijn docent begreep het en reageerde niet afkeurend. Hij wees me erop dat er wel een bepaalde medisch-technische vooruitgang is. Met mijn vader heb ik daar ook goed over doorgepraat.”

Een andere keer moest Diane samenwerken met studenten van de docentenopleiding theater. „Ik vroeg me af wat me te wachten stond. In het theater wordt de mens centraal gesteld. Daar neem ik afstand van. Uiteindelijk heb ik van de samenwerking geleerd hoeveel communicatie er non-verbaal plaatsheeft. Dat kan ik weer gebruiken voor het docentschap.”

Het „grootste vraagstuk” voor Diane was hoe ze zich moest verhouden tot het vak naaktschilderen. „Dat was echt een gewetenszaak. Zo’n kunstuiting is een ontering van de mens. Aan de andere kant gaat het bij het tekenen van zo’n model puur om de anatomie. De sfeer tijdens de lessen is heel respectvol. Er is geen schunnigheid. Ik heb er gesprekken over gehad met mijn docent en de christelijke kunstenaar Tijs Huisman.”

De kritische houding die je aangeleerd krijgt tijdens de opleiding vormt een risico, stelt Diane. „Je moet kunst bevragen. Om erachter te komen hoe je je tot iets verhoudt, stel je jezelf telkens vragen. Het gevaar is dat je die kritische houding ook krijgt ten opzichte van wat er in de Bijbel staat. Gods Woord is waar, dat staat voor mij als een paal boven water.” Na een moment stilte: „Maar dat moet je natuurlijk ook met je hart weten.”

Schepping
Als kunstenaar geniet Diane van de kleinste dingen. „Ze kan zitten staren in een koffiekopje”, gniffelt haar kamergenoot. „Of je hoort opeens een kreet als ze naar buiten kijkt.”

De schepping raakt Diane. „Als je talent hebt voor kunst, bekijk je de wereld om je heen anders, met een nieuwsgierige blik. Ik vind het mooi om mijn bewondering voor de schepping te uiten door middel van kunst. Tegelijk: wat je ook maakt, je blijft mens. Hoe creatief je ook bent, je maakt iets uit wat al bestaat. En dan te bedenken dat God alles schiep uit het niets. Onbegrijpelijk!”

Het klokje aan een van de kettinkjes om haar hals wiebelt heen en weer en glimt in het licht. Met verwondering in haar stem vervolgt ze: „Hoe oneindig is de blauwe lucht. Zo mooi. Dat valt niet te vangen in een laagje verf. Op z’n best schilder je een momentopname. En dan nog: het ademt niet, het ruikt niet, het leeft niet. Als kunstenaar ben je beperkt. Ik voel me klein bij het zien van de schepping.”

Nuttig
Diane heeft moeite met de opvatting –die ook in christelijke kring heerst– dat kunst niet nuttig is. „Stel, je gebruikt abstracte kunst om bijvoorbeeld misstanden van het communisme aan de kaak te stellen. Wie ben ik dan om te zeggen dat die kunst niet mag bestaan? Daarnaast kan kunst personen met een beperking en mensen die niet kunnen praten of zich moeilijk kunnen uiten, helpen om zich uit te drukken. Het is een vorm van therapie. Kunst draagt verder bij aan iemands persoonlijke ontwikkeling, het is goed voor je creativiteit.”

Het taboe op kunst vindt Diane vreemd omdat kunst ook in de Bijbel voorkomt. „De tempel was vol versieringen, kunstuitingen. En in Psalm 122 wordt gezongen over „’s Bouwheers kunstwerk groeten.””

Grenzen
Christelijke en wereldse kunstenaars verschillen vooral in hun visie van elkaar, denkt Diane. „Voor mij mag niet alles wat kan. Terwijl in de kunst heel veel uitgeprobeerd wordt. Aan de andere kant: net als ik verwonderen veel kunstenaars zich over de wereld om hen heen. Het verschil is dat zij die niet zien als schepping van God.”

Met god- of mensonterende kunst ga je een grens over, vindt Diane. „Bij kunstgeschiedenis krijg je van alles voor je neus. Qua bloot en geweld. Ik moest wel even slikken bij het zien van zulke kunstuitingen.”

De Tien Geboden vormen voor Diane een richtsnoer in de kunst. Hoewel dat nog niet zo eenvoudig blijkt te zijn. „Wat te denken van een afbeelding van doodslag? Als het gaat om de historie, bijvoorbeeld om een veldslag weer te geven, lijkt het mij geen probleem. De verheerlijking van moord mag natuurlijk geen doel van een schilderij worden.”

Diane denkt dat voor kunstenaars meer dan voor andere beroepen het gevaar op de loer ligt dat ze bezig zijn met zichzelf. „We zijn geneigd tot alle kwaad en stellen onszelf al snel centraal. Hoe eer je de Schepper met jouw kunst, dat is wel iets om over na te denken.”

Dit is het vierde deel in een serie met reformatorische studenten over de verandering en de vragen die zij ervaren tijdens hun opleiding. Vandaag: kunst.