Als ds. R. van Kooten dit voorbeeld uit de praktijk geeft, verschijnt er een diepe rimpel in zijn voorhoofd. Die verraadt de grote zorg die de predikant van de hersteld hervormde kerk in Apeldoorn heeft over jongeren en hun mening over seksualiteit. „Ik zou de meisjes willen toeschreeuwen: Laat je niet chanteren. Laat dat hele unieke niet van je afpakken.”
Oerstom noemt ds. Van Kooten het, als jongens en meiden hun maagdelijkheid te grabbel gooien. „Je hebt er in Gods ogen een echtscheiding opzitten en het heeft vreselijke gevolgen. Dan lig je straks met je man of vrouw in bed, maar dan moet je niet vreemd opkijken als er tijdens de intimiteit beelden van die ander in je hoofd opkomen. Of dat je hem of haar gaat vergelijken met die ander, die dit of dat wel wilde.”
Het onderwerp seksualiteit raakt de Apeldoornse predikant. „De dijken zijn doorgebroken. Jongeren weten niet meer wat seksualiteit is: een gave van God. Hij maakte het lichaam, inclusief alle gevoelige plekjes. Wij zijn verplicht daar een goed gebruik van te maken, niet om daarmee onze eigen glazen in te gooien.”
Zevende gebod
Ds. Van Kooten gaat er nog eens goed voor zitten en zegt met klem: „De schuld ligt voor een groot deel bij de kerk. Die heeft seksualiteit altijd negatief aan het zevende gebod gekoppeld, alsof het iets vies is. Maar jongeren zeggen terecht: Het is helemaal niet vies. Als ik verhullend ga waarschuwen voor seksualiteit, zeggen ze: „Ach, hij weet niet hoe leuk het is.””
Daarom is het volgens de predikant nodig om het mooie, het waardevolle van het huwelijk tussen één man en één vrouw te benadrukken. Als antwoord op de vraag waarom seks voor het huwelijk niet mag, wijst hij dan ook steevast op Adam en Eva. Adam die zijn vrouw van de Heere kreeg. „Ik zeg dan altijd: Een vrouw neem je niet, die krijg je. Adam en Eva werden tot één vlees, toen ze veilig bij hem was.”
Een jongen die een maagd zoekt, heeft het niet makkelijk. En andersom ook. „Maagden zijn er bijna niet meer. Ik heb het hier niet over een stel dat over een poosje gaat trouwen en toch voor het huwelijk struikelt. Dat is ook niet goed, maar het is van een andere orde. Het gaat om de jongeren die gelijk willen tongzoenen of nog erger: binnen de kortste keren ‘het’ willen doen.” De predikant schudt zijn hoofd. Dan verhaalt hij –in bloemrijke bewoordingen– hoe hij de eerste zoen van zijn vrouw heeft ervaren. „Man, ik ging psalmen zingend door Delft!”
Geheimen
De zorgelijke trek is weg bij de herinneringen aan Delft. Maar die komt terug als de predikant het brede verband uitlegt. Want het gaat volgens hem niet alleen om dit probleem. Het zit dieper, veel dieper. Uiteindelijk komt hij terecht bij de kern: jongeren moeten in de kerk horen dat ze geboren zijn om zalig te worden en dat het gaat om een levende relatie met Christus. „Pas als dat geestelijke huwelijk gesloten is, kun je binnen het huwelijk eerlijk genieten van Gods unieke geheim. Jongeren moeten leren zien: die God van die dominee wil ook mijn God zijn. Dan behandel je seksualiteit niet los van de rest, maar staat heel je leven binnen de spanning van eeuwig verloren gaan of eeuwig behouden worden.”
„Laat jongeren hun vragen over seksualiteit maar stellen. Als de ouders en de kerk ze maar beantwoorden. Anders komen ze op internet en krijgen ze de antwoorden van de wereld.” Een bekende vraag als: „Hoe ver mag ik gaan”, beantwoordt ds. Van Kooten met een wedervraag. „Hoe ver wil je gaan?” Volgens hem kun je die eerste vraag alleen stellen als je zeker weet dat je vriend of vriendin je man of vrouw wordt. „Anders ben je alleen maar aan het experimenteren.”
Terwijl hij opstaat van zijn stoel, wil de predikant nog één ding kwijt. „Jongeren moeten niet denken dat ik hun iets wil afnemen. Of dat ik tegen seksualiteit ben. Ik ben er grandioos vóór. Maar wel op de Bijbelse manier. Ik gun ze binnen het huwelijk een prachtige seksuele relatie.”