Ard ziet slecht; met lenzen zo’n 20 procent, zonder 8. Dat is al zo sinds z’n geboorte. En daarom gaat zijn leven net wat anders dan dat van anderen. Ard is twintig en leert bij Bartiméus in Ermelo non-visueel koken, strijken en koffieschenken. Hij heeft geen rijbewijs, dat steekt. Ard wil net als de meeste van zijn leeftijdsgenoten graag op eigen benen staan.

God leidt zijn leven, gelooft Ard. Hij heeft te veel bewijs om iets anders te geloven. Het was niet toevallig dat hij een jaar na ontslag vanwege zijn slechtziendheid aan de slag kon als junior-autoverkoper bij Broekhuis in Harderwijk. Daarom vertrouwt Ard erop dat uiteindelijk alles goed komt. Toch kan hij niet rustig achterover leunen. „God heeft de weg die ik moet gaan voor mij bepaald”, weet hij. „Maar die weg is vaak nog niet gebaand.”

Sinds de middelbare school werkt Ard zich drie slagen in de rondte om zo veel mogelijk aan het zorgsysteem te ontglippen. Hij volgt hetzelfde onderwijs als ziende kinderen. „Kijk uit Ard, een steen”, waarschuwden klasgenoten van de Prins Maurits in Middelharnis hem in de schoolgangen. Ard hield dan halt, want het zou kunnen dat het waar was. „Grappen maken mocht van mij. Hard was het wel.”

De christelijke school hielp de slechtziende waar hij kon. Toch waren het voor Ard „tropenjaren.” „Ik zat in de klas standaard naast mijn buddy. Die vertelde me wat er op het bord stond. Herhaaldelijk werd mijn maatje het lokaal uit gestuurd omdat we met elkaar communiceerden. Dan was ik mijn ogen kwijt.” Ard weigerde een voorkeursbehandeling. „M’n ouders komen uit de buurt van Rotterdam. ”Aanpakken en doorpakken” is de gezinsmentaliteit, zegt Ard.

 

Knetterhard

Ard loopt snel en zeker door zijn eenkameronderkomen. Hij passeert zijn bed en koelkast en ploft neer in de leren stoel aan een stijlvol klassiek bureau. Het bezoek mag plaatsnemen op een van de twee statige witte stoelen aan de linkerkant van de eveneens klassieke radio. Ard houdt van sfeer, een rondzwervende iPadlader, drinkpak en sok ten spijt.

Van het gezicht van de RD-verslaggever kan Ard alleen iets van een neus onderscheiden. De raamkant van het hoofd is wit, de rest zwart. Heeft met het licht te maken. Ard let niet op het hoofd, dat kost hem te veel energie. Hij heeft zo z’n eigen manieren om een goed gesprek te kunnen voeren. „Een stem onthult de mimiek van het gezicht”, zegt Ard. „Ik hoor of iemand enthousiast is en aandachtig luistert. Of dat het hem niets interesseert.”

Ard wil alleen de zorg krijgen die hij echt nodig heeft. Bij Bartiméus leert hij op eigen benen staan. Voor de rest van zijn leven in het zorgsysteem belanden is zijn nachtmerrie. Dan kan de verveling toeslaan. „Als je niet voor de volle 100 procent kunt meedraaien in de samenleving, sta je al snel aan de kant”, ervaart hij.

Na de dissonanten in het muziekstuk bespeelt Ard het orgel in Ermelo rustig en kalm. Hij wil laten horen dat God de gevallen mens weer opzoekt. De mens zwijgt nog. Maar dan, eerst aarzelend, dan vaster, klinkt Psalm 51: „Verwerp mij van Uw aangezicht toch niet.” En dan, in vertrouwen, schakelt Ard over naar Psalm 130: „Er zal verlossing komen!”

Het orgel in de kille kerk blijft licht trillen als Ard de toetsen loslaat. Een brede armzwaai richting het instrument. „Hier kan ik mezelf zijn.”

---

Caroline Schimmel ging op bezoek bij Ard, die onlangs zijn eerst album uitbracht. In de video zie je hoe je de CD met Ards muziek kunt winnen.