Helemaal vooraan, onder het toeziend oog van de docent, is nog een stoel vrij in het Goudse lokaal. Die eersterangs plaats voelt vertrouwd. Niet gehinderd door een overschot aan kennis van scheikunde stoffen, processen en formules, probeer ik me te ontspannen voordat ik drie uur ga knallen. „Hebt u uw rekenmachine wel bij zich?” vraagt de dame achter me vriendelijk lachend. „Een rekenmachine?” „Ja, dit is scheikunde”, verduidelijkt ze. „Dat is toch wat anders dan wiskunde?” probeer ik. „Je hebt ’m nodig voor molverhoudingen en zo”, legt ze, nog steeds vriendelijk glimlachend, uit. Juist ja. „Dat wordt een uitdaging”, lacht een andere licht spottend.
„Blijf rustig, wees rustig en denk alsjeblieft ná voordat je iets doms opschrijft”, drukt de scheikundedocent en surveillant de leerlingen op het hart. „Vindt u het ook zo spannend?” plaagt een van de leerlingen terug. Dan is het stil. Een enkeling klikt met de pen. De surveillanten overleggen welke klok ze aanhouden voor de juiste tijd. „Oké, succes”, klinkt het dan. Papieren ritselen. O, dus nú mag ik beginnen.
In mijn enthousiasme had ik al een blik geslagen op de eerste opgave. Bij de productie van PET-flessen wordt aardolie gebruikt. Een alternatief zijn de zogeheten PEF-flessen. Daarvoor gebruikt men, jawel, plantaardige monosachariden. Onder de introtekst staan negen chemische stoffen schematisch afgebeeld. Dat zijn restproducten die vrijkomen bij chemische reacties. Aan mij de schone taak om aan te tonen dat er daarbij géén koolstofdioxide vrijkomt.
Ik noteer op mijn antwoordenblad: „De stof HMF heeft geen koolstofatomen. Er kunnen dus ook geen C-atomen vrijkomen bij een reactie en er kan dus ook geen CO2 worden gevormd.” Fout, zo blijkt. HMF heeft maar liefst zes koolstofatomen. Wat een pechvogel ben ik. Maar ik gun HMF alle zes.
Opgave 2 begint met een nieuwe formule. C6lage 6H12lage 12O6lage 6 -> 2 C2H6lage 6O + 2 CO2. De opdracht: „Bereken de atoomeconomie van de productie van ethanol uit glucose.” Nu logisch nadenken. De eerste formule zal staan voor de stof glucose, de tweede moet ethanol zijn. En daar komt dus ook CO2 bij vrij. Wat atoomeconomie is, vind ik in het hulpboek Binas. Tabel 37A. Atoomeconomie is het product gedeeld door de beginstoffen x 100%.
Iedere stof heeft een gewicht. Ook dat staat in Binas, weet ik. Al gevonden: tabel 40A. Een C heeft een atoommassa van 12, die van H2 is 1 en die van O2 16. Glucose heeft dus een atoommassa van 116. En ethanol van 100. Hoeveel is 100 delen door 116? Een rekenmachine was handig geweest. Iets meer dan 0.80, vermoed ik. Keer 100 procent is dat iets meer dan 80 procent. En dat is... goed! Omdat het niet het volledige antwoord is, krijg ik 1 van de 3 punten.
Een halfuur voorbij. Tijd om vaart te maken. Voor het gemak doe ik alsof na opgave 2 nummer 7 komt. Die lijkt me simpel. Even uitleggen waarom CO2-uitstoot van de verbranding van PEF-afval buiten beschouwing wordt gelaten in de berekening van de CO2-levenscyclus. En waarom dat bij PET-afval niet het geval is.
Ergens in mijn grijze cellen gaat een lampje branden. Eerder las ik dat bij PEF biomassa als grondstof wordt gebruikt en bij PET aardolie. Ik noteer: „De CO2 die vrijkomt bij de verbranding van PET, kan dienen als grondstof voor nieuwe biomassa. Aardolie daarentegen ligt diep in de aarde en de CO2-uitstoot die vrijkomt bij verbranding laat zich moeilijker compenseren.” Ik verdien met dat antwoord alle twee de punten. En een rode krul.
Ik laat de PET-flessen achter me en ga door naar het onderdeel zijde verven. Waterstofbruggen zeggen me niets, maar het woord vanderwaalsbinding doet ergens een belletje rinkelen. Maar daar blijft het dan ook bij. Ook vraag 13 snap ik niet. Ze hadden dit tentamen net zo goed in het Chinees kunnen drukken voor mij.
Om mij heen tikken leerlingen driftig op hun rekenmachine. Mijn rechterbuurvrouw tekent de ene formule na de andere na de andere op haar opgaveblad.
Maar ik ben als eerste klaar. En verdien ook nog eens 3 van de 67 te behalen punten. Dat had beter gekund. Het kwam vast doordat de rekenmachine ontbrak.
Op de foto: De vmbo-eindexamenkandidaten Everine van Harten, Alisa de Jong, Matthias van der Sluijs, Eline van der Sluijs en Gerdien van Woudenbergh (v.l.n.r.) doen examen op het Van Lodenstein College in Hoevelaken. beeld Klomp Creative