Ik heb ook niks gedaan, bluft een blonde buurman in de gymzaal. „Bent u zenuwachtig?” vraagt een blonde buurvróúw belangstellend. „Nee. Voor mij hangt er niets van af, behalve een mooi verhaal.”

Een seniordocent opent de sessie met het lezen van Psalm 127 én een gebed om Gods zegen. Onontbeerlijk!

Examenmakers stellen de kandidaten altijd gerust met een makkelijke eerste vraag. „Leg uit dat consumentenbestedingen kunnen worden versneld als de gevoelsinflatie hoog is.” Makkie inderdaad.

En dan die verhouding tussen de consumentenprijsindex en producentenprijsindex. Die termen kenden de havisten een derde eeuw geleden nog niet, maar gelukkig worden ze nu uitgelegd. Zal de docent mijn antwoorden in kriebelhandschrift kunnen lezen?

Even kijken, er zijn 28 vragen, ik zit nu bij vraag 7. Stress slaat toe. Red ik het? Halfuur om: een zesde van de beschikbare tijd, met een vierde van de vragen af; dat klinkt goed. Stevig doorwerken nu. Blonde buurvrouw begint aan haar tweede snoepje, ik nog niet.

Die gymzaal van gebouw Zèta is lawaaierig, zeg! Auto’s rijden hoorbaar langs. Dát was in 1980, in de gymzaal van Alfa, veel beter.

Vraag 9. Hoe bereken je prijs­elasticiteit? Geen flauw idee. Nuchter nadenken, poging doen. Ik smokkel een factor 10 en hoop dat de commissie het goed­rekent.

Opdracht 10: pay-offmatrix. Nooit van gehoord. Ben bang dat dit mijn niveau te boven gaat. Stel dat een positief getal een negatief effect betekent. Zo probeer ik de matrix logisch in te vullen. Lastig.

Oorverdovend brult een grasmaaier voorbij. Als ik een echte abituriënt was, zou ik straks het LAKS bellen. Ook de docenten kijken verstoord naar het open raam.

En dan is er koffie. Daar in díe gymzaal, 34 jaar geleden, leerde ik koffiedrinken. Helaas blijft het nu maar bij één bakkie...

Vraag 11, over invoering van de vliegtaks, is een makkie. De EU moet gewoon overal een even hoge belasting invoeren. Samenwerking JA, zo blijkt maar weer.

Van de opgaven is 11 af: 39 procent; van de tijd is 33 procent om. Ik loop iets uit. Examenmanagement heet dit. Stug doorgaan dus.

Vraag 12 spreekt van „risico-avers gedrag.” Hallo? Het klaarliggende Prismawoordenboek meldt ”avers” niet. Lijkt dus geen Nederlands, maar ”aversie” is wel bekend. Zo komen we in de richting.

15.03 uur. Blonde buurvrouw is klaar. Oeps, nu al? Ze lacht; het was blijkbaar makkelijk voor haar. Hoger dat tempo. 13: eitje, 14: idem.

Benzineprijzen. Handig om actuele kennis te hebben. Vraag 18 debiteert over ”vraagzijde”. Wanneer leert het Cito Nederlands schrijven? Nog een Mentos Air. Doorgaan! 23: Wat is ”asymmetrische informatie”? Zwammen maar! Tweede vel. Over naar blokschrift, misschien duidelijker.

Leenaverse studenten, daar hebben we ’m weer! Naar de laatste opgave: „stroom- of voorraadgrootheid.” Wat een incourante woorden. Rare jongens, die economen!

Maar ook aardig. Slecht handschrift? „Ik ben wel wat gewend.” Toch betrekt Johannes Luitens gezicht bij het zien van de vellen. De docent gaat om 15.55 uur –100 procent van de opgaven af in „op twee decimalen nauwkeurig” 80,55 procent van de tijd– de antwoorden nakijken. Ik ben er gerust op. Stel dat ik 48 van de 61 te behalen punten heb. Rekenmodel NT1 geeft me dan een 8. Wie weet.

Om 16.30 uur is Luiten al bijna klaar. Collega Arie-Jan Meijer komt erbij. De pay-offmatrix is goed, factor 10 wordt goedgekeurd, maar eitjes 13 en 14 waren te makkelijk ingeschat: 0 punten. En is het nu stroom- of voorraadgrootheid? De broeders redeneren. Dat wordt een commissie­discussie.

Opgeteld heb ik 45 punten. Met 
0,8 punt erbij –„het was een makkelijk examen”– wordt dat een 7,4. Even –in opdracht– een ”examenfie” maken. Lastig die lichtval. Dik tevreden naar huis. Daar volgt de domper: in 34 jaar toch 1,8 punt gezakt. :)