Vooraf overheerst bij mij een gevoel van gelatenheid. Een goed cijfer haal ik niet, verwacht ik. Economie was namelijk geen examenvak van mij. De jaren dat ik er les in kreeg, was ik niet bijster geïnteresseerd in geld en goed. Scheikunde, wiskunde en bio lagen me beter.
Ik snap van dat hele economische gedoe zelfs bar weinig. Wat ik in ieder geval wél weet, is dat ”geld moet rollen”. Maar aan dat gegeven zal ik tijdens dit examen weinig hebben.
Rond 13.15 uur stroomt de hal vol. Zo’n negentig vmbo-leerlingen gaan hun laatste examen maken. Ik zit ergens halverwege de zaal. Rechts naast me is een glazen wand van een ict-lokaal. Mijn uitzicht: de bekabeling van een stel pc’s.
Links naast me zit een goedlachse jongen. Hij is uiterst geïnteresseerd in „de journalist van het Reformatorisch Dagblad” en hoe deze het gaat doen. Tussen neus en lippen door wil-ie ook kwijt dat hij het tabloidformaat van de krant mooi vindt.
Als de examens worden uitgedeeld, blijkt hoe klein de tafeltjes zijn. Het opdrachtenboekje en de bijlage vullen meer dan de helft van de tafel. Vervolgens moet ik het antwoordenpapier nog kwijt. Voor mijn notitieblok met aantekeningen voor dit artikel schiet weinig ruimte over. Het is passen en meten, maar het gaat allemaal net.
De eerste opdrachten die ik maak, stellen me gerust. Het is niet eens zo moeilijk. Met behulp van een sommetje moet ik laten zien dat een tv bij financiering 57 procent meer kost dan bij contante betaling. Een beetje logisch nadenken, een kruistabelletje maken, en je hebt het antwoord. Zo zijn in totaal wel acht vragen over percentages makkelijk te beantwoorden.
Bij opdracht vijf ga ik voor antwoord C. De vriendelijke makker naast me kiest voor E, zie ik vanuit mijn ooghoeken. Spieken bij meerkeuzevragen blijkt verbazend eenvoudig. De tafels staan dicht op elkaar. Ik blijf bij mijn eigen antwoord, want ik ben behoorlijk zeker van mijn zaak.
Even later beginnen mijn darmen te borrelen. Moet je precies nu hebben, bij een oorverdovende stilte in een examenzaal. Gênant. Ik kijk steels om me heen. Niemand lijkt het te horen. Gelukkig!
Na een uur rustig werken fluistert economiedocent Schouten in mijn oor: „Beetje doorgaan, want het eerste meisje is al klaar.” Ik sta versteld. In één uur 48 opdrachten maken, dat is net iets meer dan een minuut per vraag en antwoord. Gloep! Heeft ze misschien zomaar wat opgeschreven?
Om 15.05 uur zie ik tot mijn schrik dat ik nog minder dan een halfuur heb. En dat terwijl een simpele rekensom me leert dat ik nog ruim een kwart van de opdrachten moet doen.... „Ben ik wel op tijd klaar?” flitst het door me heen. Het relaxte van zoëven verdwijnt en maakt plaats voor iets wat lijkt op de stress van acht jaar geleden.
Het examengevoel komt helemaal terug als blijkt dat de moeilijkste opgaven nog komen. Over belastingen, boxen en schijven. Ik heb werkelijk geen idee hoe dat allemaal precies geregeld is in Nederland. „Bereken hoeveel Vincent aan belasting moet betalen.” Hmm... Te weinig tijd. Eerst maar de andere opgaven. Dit is een slachtpartij; het gaat mis. Voor mijn gevoel maak ik de ene na de andere fout.
En dat blijkt inderdaad het geval. Rond 16.00 uur krijgt Schouten het antwoordenmodel binnen en kijkt hij mijn examen na. Waar ik in het begin goed scoor, laat ik een hoop punten liggen bij de opgaven over de belastingen. Met een dikke 7 ben ik uiteindelijk toch meer dan tevreden. En opdracht 5? Die had ik goed. Helaas voor mijn vriendelijke vriend. Nu gauw weer naar huis. Want tijd is geld: nog zo’n economische waarheid.