In het Letterkundig Museum worden in een dun mapje vier kostbare velletjes papier bewaard. Ze zijn volgeschreven in een duidelijk handschrift en ondertekend met haar naam: Gera Kraan-van den Burg. Meteen al, bij de eerste regels, is duidelijk dat de tekst een samenvatting is van haar levensloop: ”Als kind was ik een leeswolf, die -zonder uitgesproken school -knap te zijn- voor haar opstellen de beste cijfers kreeg en op haar negende jaar De Delftse Wonderdokter verslonden had.”
Piet Risseeuw beschikte over de gave mensen te observeren. Dat blijkt uit zijn romans, dat blijkt ook uit de stimulerende rol die hij in de christelijke schrijverswereld speelde. Hij kende iedereen, had oog voor ontluikend talent, stimuleerde beginnende schrijvers zonder zijn hoge idealen te verloochenen. Halverwege de twintigste eeuw was Risseeuw de spin in het web van de christelijke literatuur. Daarom is de laatste aflevering in deze serie aan hem gewijd.
Jelle Piebes, Hotse Hiddes, Lubbert Klazes. Onvergetelijke karakters schiep Sibe van Aangium in zijn jeugdboeken, echte Friezen met een onverwoestbare liefde voor het vaderland, maar ook laaghartige verraders. Intussen voerde de auteur zelf een geheel andere strijd dan zijn hoofdpersonen. In het echte leven, waarin hij Hendrik Steen heette, stond hij als predikant midden in de conflicten die de Gereformeerde Kerken tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw verdeelden.
Voor alles was hij een meesterverteller. Eerst op school en na 1945 in zijn boeken. De romans van Barend de Graaff waren erg in trek bij de gewone man en vrouw van na de oorlog. Eind jaren zeventig ging het tweemiljoenste exemplaar al over de toonbank. Zijn bekendste verhaal is ”Het geslacht van Garderen”, met als hoofdpersoon de levensgenieter en mensenkenner Lange Hermen, de heiden van Meerkerk. In Lange Hermens afschuw van onwaarachtigheid en dubbelhartigheid herkende Barend de Graaff zichzelf.
Het liefst tikte Aart Romijn de manuscripten voor zijn vele boeken in de huiskamer op een typemachine. De ’rooie’ protestants-christelijke schoolmeester-schrijver uit Amsterdam was geen studeerkamergeleerde. Ook geen salonsocialist trouwens. En al helemaal geen zondagschristen.
Over de literatuur van haar tijd had mevrouw van Hoogstraten-Schoch een kort oordeel: ”Zeer bedenkelijk.” Haar eigen werk werd op soortgelijke manier door literatuurcritici bestempeld. Het deerde de gevierde auteur allerminst: schrijven zag ze vooral als roeping en de liefhebbers van haar familieromans waren er niet minder om.
Veel schrijvers van oorlogsboeken werden na de oorlog dapper. K. Norel was het al in de bezettingsjaren. Aan den lijve ondervond hij wat een anti-Duitse houding met zich meebracht. Wellicht verklaart dat het succes van zijn ”Engelandvaarders”, ”Vliegers in het vuur” en andere mannen van stavast.
Jo Ypma was een jongensachtig kind. Ze zat op de boerderij van haar Friese grootvader graag onder koeien of op een paard. Haar vader, in het begin van de 20e eeuw hoofd van een kleine christelijke school in Haastrecht, gaf haar een vooruitstrevende opvoeding. Hij leerde haar niet bang te zijn voor burenroddel en nam haar mee naar de cineac in Rotterdam voor het wereldnieuws. Zij was er ook bij toen haar vader in Schoonhoven met Troelstra debatteerde. Troelstra zei dat dominees de mensen blij maakten met een wissel op de eeuwigheid. Ypma ging staan en riep: ”U hebt gelijk, dat doen ze ook, en die wissel wordt altijd gehonoreerd.”
In welk opzicht zou de grote verteller Louwrens Penning ons nog ten voorbeeld kunnen zijn? Ik zie Pennings voorbeeldigheid in zijn betrokkenheid bij de wereld en in zijn onwankelbare overtuiging dat God hem verteltalenten had toevertrouwd waarmee hij opgewekt aan de slag moest.
”Voor mij bestaat geen geluk.” De pen die Rie van Rossum vier jaar na haar huwelijk op het papier van haar dagboek zet, druipt van bitterheid. ”Ik heb het altijd wel geweten. Ik had nooit moeten trouwen. Was ik maar weer alleen - daartoe keert een mens tenslotte altijd weer terug.” Ondertussen publiceert de kinderboeken- en romanschrijfster het ene na het andere verhaal, dat door recensenten als ”fris”, ”fijn”, ”gevoelig” en ”teer” wordt getypeerd.
Subthema 'Oud Goud'
Deze meestervertellers wisten generaties te boeien.