Een avondje werken als serveerster is net zoiets. Lastiger eigenlijk nog. Want het zijn niet de ogen van je familieleden die kijken of je het wel goed doet, maar die van je werkgever. En niet te vergeten die van de gasten.
"Behendigheid is het sleutelwoord merk ik als de avond vordert."
In een van de zalen van Partycentrum Schimmel in Woudenberg wordt een feestje gegeven. Tientallen mensen staan al bij de bar te wachten op een welkomstdrankje op deze donderdagavond in december. Dienbladen worden volgeladen met champagneglazen. Met mijn serveerstersschort voorgebonden, de mouwen van de bijbehorende bloes opgerold, haast ik me naar mijn collega’s. Leidinggevende Corné Kleverlaan laat zien hoe ik zo’n blad het beste kan vasthouden: de vingers van de hand gespreid, het midden van het blad balancerend op je handpalm.
Manoeuvreren
Voorzichtig manoeuvreer ik met een vol dienblad door de mensenmassa. „Pardon meneer, mag ik er even langs?” „Excuseert u mij, wilt u alstublieft een stapje opzij doen, mevrouw?” Leuk om al die vormelijke termen even van stal te halen.
Als een man ineens onverwacht een stap achteruit doet en tegen mij aan loopt, schrik ik echter zo dat ik alle beleefdheden spontaan vergeet. „Hé”, roep ik. De glazen op het blad beginnen geschokt te tinkelen. „Hou je blad recht, hou je blad recht”, zegt Kleverlaan verschrikt, terwijl hij achter mij aan loopt om te kijken of het goed gaat. Gelukkig bereik ik zonder ongelukken de bar weer.
„Goed gedaan hoor”, zegt Kleverlaan. Maar zo voelt het niet helemaal. Want wat ik die avond ook onderneem, het blijkt vrijwel allemaal ingewikkelder dan het eruitziet.
Het vullen van schaaltjes met mayonaise bijvoorbeeld. Kleverlaan doet het me voor: hij spuit een prachtige, ronde toef in een schaaltje. Nu ik. Ik pak de hendel van de mayonaisebak en zwaai ’m met kracht naar beneden. Te hard. Treurige mayonaisetranen druppen van de zijkanten af. Zachter dan. Een benepen straaltje slingert zich zonder aandrang het hele schaaltje door. Net als ik denk dat mijn mayonaisetoeven op die van Kleverlaan gaan lijken, heb ik het laatste schaaltje gehad.
Olifant
Behendigheid is het sleutelwoord merk ik als de avond vordert. Dus: lege schaaltjes op elkaar stapelen zonder een gast aan een vallend vorkje te spietsen. Snel uitwijken voor een heftig gebarende klant, die jou onbedoeld een oplawaai had kunnen geven. Met je handen vol borden opzij springen voor een aanstormende collega.
Het is alsof we met z’n allen een serveerstersdans opvoeren. Of het nou schaaltjes voor saus zijn die geserveerd moeten worden, heerlijke rundercarpaccio met balsamicodressing en Parmezaanse kaas of gamba’s met roergebakken groenten en sojasaus: het blijft balanceren.
Ik voel me soms net een olifant in een porseleinkast. Waarschijnlijk ben ik niet de enige die dat vindt. Want zodra er glaasjes runderbouillon met peperroom rondgebracht moeten worden, haalt Kleverlaan me tussen zijn mensen vandaan. Te gevaarlijk, dit werk. „Stel dat je per ongeluk hete soep over de gasten heen gooit.”
Collega’s Rieneke, Jolanda, Samira en Dennis lijken echter geen enkele moeite met het serveren te hebben. Als een goed geoliede machine werken ze samen, zodat in no time alle tafels bediend zijn. Alhoewel: „Speciaal voor jou zijn er pas nieuwe glazen besteld”, grapt de een tegen de ander. „Je laat ze toch zo graag vallen?”
Gastgericht
Goed overweg kunnen met een dienblad blijkt niet de enige vaardigheid die een bediende moet beheersen. Kleverlaan: „Onze werknemers moeten ook gastgericht zijn. Zelfs klanten die zeuren, hebben altijd gelijk. En het personeel moet flexibel zijn: we verkopen geen nee aan onze gasten.”
Het keurige, donkerblauwe serveerstersschort met bijpassende lichtblauwe bloes heeft ook een functie. „De werknemers moeten er representatief en verzorgd uitzien. Vrouwen met lang haar moeten de haren in een staart dragen.”
Jolanda en Rieneke weten nog wel een paar serveersterregels: „We mogen aan de bar nooit met onze rug naar de gasten gaan staan. En ook niet op de bar hangen.”
Of er ook nadelen kleven aan het beroep? De twee serveersters kunnen er zo snel geen bedenken. Rieneke: „Ik ga altijd met plezier naar mijn werk.” Jolanda, na een korte stilte: „Soms is het wel eens moeilijk om te onthouden wie welk drankje heeft besteld. Bijvoorbeeld als de gasten na de bestelling van tafel wisselen. En de tijden zijn wel eens lastig: je moet altijd ’s avonds werken en vaak tot laat.”
Tussen het bedienen door blijkt er voor een invalserveerster als ik genoeg tijd om eens in het partycentrum rond te neuzen. In de keuken is het een drukte van belang. Haidar uit Irak is verantwoordelijk voor de afwas. Of ik hem even mag helpen? „Als je mij er 5 euro voor geeft”, grapt hij met een Arabisch accent. Bedaard en secuur stopt hij bakken vol borden en bestek in de afwasmachine, om die daarna netjes weer uit te ruimen. „Deze pan mag naar kok Jan”, rijmt hij onbedoeld, terwijl hij mij een enorm gevaarte toesteekt.
Kok Jan is intussen bezig met een gerecht dat de vlammen uit de pan doet slaan. Geroutineerd legt hij het voedsel vervolgens op de klaargezette borden, waarna Jolanda, Rieneke, Samira en Dennis ze voor de neus van de wachtende gasten zetten.
Wat het leukste is aan het beroep van serveerster? De vier collega’s zijn het roerend met elkaar eens: „Het contact met de mensen.” Rieneke: „Natuurlijk loopt dat ook wel eens vervelend. Maar die ervaringen laat ik van me afglijden. Je moet altijd blijven lachen.”
Opleidingen
- Opleiding: gastheer/gastvrouw
Niveau: 2
Opleidingsduur: 2 jaar
Vervolgstudies:
- Opleiding: zelfstandig werkend gastheer/gastvrouw
Niveau: 3
Opleidingsduur: 2 jaar
- Opleiding: restaurateur
Niveau: 4
Opleidingsduur: 2 jaar
- Opleiding: manager/ondernemer horeca of leidinggevende bediening
Niveau: 4
Opleidingsduur: 2 jaar
- Hbo-opleiding, bijvoorbeeld Hogere Hotelschool
Opleidingsduur: 4 jaar
tekst Jacomijn Ariakhah, beeld RD