Staand tussen zijn brommers, fietsen en auto-onderdelen vertelt Gerrit van het vreselijke ongeluk, nu anderhalf jaar geleden. Een bedrijfsongeval, dat zijn broer het leven kostte. Opeens was zijn grote voorbeeld weg, voorgoed. „Alles wat ik nu kan, heb ik van hem geleerd.” Zijn blik dwaalt door de ruimte, zijn hand raakt de oude fiets aan. Even is daar de emotie, de stilte in de werkplaats. „Ik kan er nu redelijk over praten, maar dat heeft lang geduurd.” En ook: „Ik moet bezig blijven en dat doe ik het liefst hier. Als een soort therapie, zeg maar.”
Gerrit volgde op school dezelfde richting als zijn broer: mechanica op mbo-niveau. Maar na Karels overlijden waren er te veel herinneringen op dat vlak. „Het kost me al veel moeite om privé alles te verwerken, daarom ben ik heel wat anders gaan doen. Nu werk ik vier dagen als automonteur en ga ik één dag per week naar school. Tot nu toe bevalt het me prima.”
Lelijke eend
Op zijn vijftiende kocht Gerrit zijn eerste brommer, een RAP uit de jaren 60. „Eigenlijk waren het er twee, allebei niet compleet. Met onderdelen over en weer heb ik er weer één van gemaakt. Het restant kon ik weer verkopen, zodat ik de onkosten eruit had.” En zo lagen daar de eerste onderdelen in de schuur. Dat het een begin van een grote verzameling zou worden, kon Gerrit toen nog niet vermoeden.
Nu ligt zijn werkplaats vol. Niet alleen met brommeronderdelen, maar ook met delen van auto’s en fietsen. „Voor dagelijkse vervoer heb ik een Citroën 2CV. Inderdaad, een lelijke eend.” Op zijn houten klompen klost Gerrit naar buiten. De witte auto doet zijn bijnaam eer aan. Bruin-oranje roestplekken ontsieren de lak, hier en daar zit er een flinke duts in het plaatwerk en ook het interieur is verre van smetteloos.
Maar als de handige eigenaar de motorkap opendoet, blijkt het lelijke eendje meer dan gedacht. „Technisch is hij zo goed als perfect. Ik heb de motor compleet gereviseerd, er een andere versnellingsbak ingezet en een elektronische ontsteking gemonteerd. Hij heeft ondertussen ruim 10.000 kilometer probleemloos gereden.”
Citrofiel
Hij noemt zichzelf een citrofiel; een liefhebber van het merk Citroën. Dat blijkt wel, want er staat nog zo’n Franse bolide. Een witte CX 2,5 diesel, waarvan drie van de vier banden zo plat als een dubbeltje zijn. Franse kentekenplaten verraden zijn afkomst. „Deze rijdt geweldig”, zegt Gerrit, terwijl hij instapt en de auto start. Even hapert de diesel, maar dan slaat hij aan, een blauwe rookwolk uitbrakend. Langzaam komt de wagen omhoog. „Hydraulische vering”, grijnst de trotse eigenaar. „Ik hoop hem binnenkort klaar te maken voor de RDW-keuring. En dan lekker toeren.”
Terug in de werkplaats wijst Gerrit op een Zündapp. De bromfiets moet een echte racer worden. De naam op de benzinetank is aangepast tot Zundrapp. „Ik heb niet zo veel met Kreidler en Zündapp, omdat iedereen hier al mee rijdt. Niet exclusief genoeg. Maar ik heb hem gekregen, dus doe hem niet weg.”
Gerrit heeft meer op met zijn rode KTM. „Een 80 cc watergekoelde brommer uit Duitsland. In Nederland zie je ze heel weinig.” En dat frame van die Batavus, hoe zit dat? „Ik heb anderhalf jaar met deze brommer gereden, eerst elke dag naar het Van Lodenstein College in Hoevelaken en later naar het Hoornbeeck in Amersfoort. Die Batavus gaat niet meer weg.” Zijn gast kijkt met een schuin oog naar de rode KTM. Gerrit ziet het en legt een hand op de zitting. Dan schudt hij lachend zijn hoofd. „Nee, deze ook niet.”
Ze zijn vaak in de schuur te vinden, sleutelend aan hun auto, brommer, boot of tractor. Puntuit neemt je in een serie mee langs een aantal handige jongeren. Dit is het laatste deel in de serie.