Er liggen en hangen zo’n zeventig kledingstukken in de kast van de Ridderkerkse. „Dat is dan mijn zomer- en wintergarderobe bij elkaar", haast ze zich te zeggen. Elise (17) zit in 6vwo op de Guido de Brès in Rotterdam.
Het grootste gedeelte van de kleding die Elise draagt is tweedehands. „Dat is veel goedkoper dan nieuwe kleding. In gewone winkels betaal je bijvoorbeeld 20 euro voor een rokje, terwijl een tweedehands exemplaar maar 3 euro kost. Dan heb je dus 17 euro korting. Reken dat maar uit voor je hele kledingkast met zeventig items.”
Elise hoort in haar omgeving soms wat vooroordelen over tweedehands kleding. Mensen denken bijvoorbeeld dat het vies is, of niet mooi meer. Maar de kleding die ze koopt, ziet er altijd goed uit. „Dat moet ook wel, anders neem ik het niet. Ik wil er niet als een zwerver bij lopen.”
Eigenwijs
Elises lievelingsrokje is er een van zwarte suède met knopen aan de voorkant. „Het fijne van dit rokje is dat het overal bij kan. Het is niet mijn leukste kledingstuk, maar ik draag het wel heel vaak. In de zomer draag ik vaak pastelkleuren en in de winter veel zwart. Dat vind ik handig, want het is gemakkelijk te combineren.”
Als het op kleding aankomt, is Elise een beetje eigenwijs. „Wanneer ik een bepaald item zie bij iemand anders, wil ik het niet meer aan. Ik heb bijvoorbeeld geen Levi’s shirtje. Daar staat alleen het logo groot op en verder is het heel simpel. Je betaalt dan veel geld voor het merk en dat vind ik nergens voor nodig.”
Ze houdt er niet van als iedereen in dezelfde kleding loopt. „Ik wil graag kleding die anderen niet hebben. Als je tweedehands kleren draagt, is dat al gauw zo, omdat het vaak wat oudere kledingstukken zijn die andere mensen niet hebben.”
De Ridderkerkse vindt het niet prettig om op te vallen met haar kleding. Kledingstukken in felle kleuren draagt ze bijvoorbeeld nauwelijks. „Anderen hoeven mijn kleding niet leuk te vinden. Maar als ik het zelf niet leuk vind, voel ik me er niet lekker in. Dan zal ik het ook niet kopen.”
Zelfgemaakt
Elise draagt het liefst kleding waar ze haar eigen draai aan kan geven. Daarom laat ze haar moeder dingen maken. Ze haalt een roze rokje uit de kast. Een tijdje terug was dit nog een maxirok, maar Elises moeder heeft hem vernaaid tot een eigentijdser model, dat op de knie valt. „Dit rokje draag ik vaak”, vertelt Elise. „Ik vind ’m leuk en hij is niet te kort. Want ik heb er een hekel aan als rokjes te kort zijn. Dan blijf je er de hele dag aan trekken.”
Een groot deel van de kleding in Elises kast is zelfgemaakt. Er hangen vooral veel simpele rechte rokjes, die je overal onder kunt dragen. „Die zijn in een uurtje in elkaar gezet, gewoon twee lapjes stof. Ik zie ze niet in de winkels hangen, maar ik vind het makkelijk om ze in mijn kast te hebben.”
Als Elise met haar moeder gaat winkelen, zien ze soms in een kringloop of in een tweedehandswinkel een jurkje van een mooie stof of in een bijzondere kleur.
„Dan knippen we de boven- of de onderkant eraf en maken we er een rokje van. En als iets heel breed of lang is, vernaaien we het totdat het past. Zelf doe ik dat niet vaak, maar mijn moeder is er heel goed in.”
Weggooien
Kleding weggooien doet Elise nauwelijks. Behalve als het kapot of heel vies is. „Als kleding niet meer past, als ik het niet leuk meer vind of als ik iets al heel lang heb, probeer ik het te verkopen. Ik zit nu al voor het zesde jaar op dezelfde school en ik wil niet constant in hetzelfde lopen.”
Meestal verkoopt ze haar kleding via kledingbeurzen die georganiseerd worden voor het goede doel. „Je kunt daar je oude kleding inleveren zodat anderen die weer kunnen kopen. Vaak komt er dan een bepaald bedrag, bijvoorbeeld 15 procent, boven op de prijs. Dat bedrag gaat naar Woord en Daad of naar de zending. Kleding die ik niet kan verkopen breng ik naar Opnieuw en Co, een kringloopwinkel die kleding recyclet. Of ik zet het op Marktplaats.”
Duur
Hoeveel geld ze per maand aan kleding uitgeeft, weet Elise niet. „Mijn moeder betaalt het meestal. Maar dat zal niet veel zijn, omdat de meeste kledingstukken die we kopen erg goedkoop zijn. Vijftig euro voor een jurkje vind ik bijvoorbeeld heel veel.”
Ze vraagt zich hardop af of het goed is om altijd dure kleding te kopen. „Ik vind dat reformatorische christenen daar weleens te ver in gaan door enorme bedragen uit te geven aan merkkleding.” Elise denkt dat dat ook anders en beter kan. „Als je goedkopere of tweedehands kleding koopt, houd je veel geld over. Met dat geld kun je goede dingen doen. Het aan een goed doel schenken bijvoorbeeld. Doe er in ieder geval iets beters mee dan het kopen van extreem veel of extreem dure kleding. Want dat is niet het doel van het leven en ik denk dat je je daar niet zo druk om moet maken."