En dan moet het bezorgd worden, dat is nog een lastigheidje, want onze kerkelijke gemeente is een streekgemeente. Het gros van de jeugd heeft nog geen rijbewijs, en fietsen door de regen is ook niet erg aantrekkelijk.
Gelukkig wil mijn vader rijden. Zo spring ik op vrijdagavond in de auto, gewapend met een krat vol tasjes. Mijn zusje heeft de optimale route al gegoogled voor de wijk waar we de tasjes moeten bezorgen.
Het tweede probleempje doet zich voor. Op de tasjes staan namen, maar in het donker is het onmogelijk deze te lezen. Bij elk huis waar we stoppen, zet ik de schijnwerpers aan om – na een poosje te spitten- het goede zakje te vinden. Niet dat de inhoud van de zakjes verschilt, alleen het opschrift.
Even later parkeren we bij een groot appartementencomplex en beneden druk ik op de knop om een tasje te bezorgen. Helaas neemt er niemand op. Ik bedenk me dat als ik de beneden bij de buren aanbel, de deur beneden open kan, en ik het dan boven aan de deur kan hangen.
De buren nemen gelukkig wel op. „Ik heb een pakketje voor de buren maar ze doen niet open.” De deur zwaait open en na een lifttochtje stap ik op de goede etage uit. Ik wandel de galerij op en kijk recht in het gezicht van twee mannen, die hun hoofd om het hoekje van een deur steken. Ze werpen een blik op het tasje en slaken een zucht van verlichting. Ik lach vriendelijk en hang snel het ‘pakketje’ aan de deur.
Anderhalf uur later zijn we klaar met bezorgen. Alhoewel ik er totaal geen zin in had, ben ik blij dat ik het gedaan heb. De oude en eenzame mensen zijn blij met een teken van medeleven.