We beginnen op tijd, tenminste dat denk ik. Vrijdag begin ik vol goede moed, en zaterdag maak ik mijn deel af. Ik mail het naar mijn vriendinnen en ga relaxed het weekend in.
Maandagmorgen slaap ik heerlijk uit tot half elf. Ik was immers al klaar met mijn deel. Wanneer ik mijn telefoon open, zie ik allerlei appjes in de pws-groepsapp. Hoe annoteer je beeldmateriaal? Wat is de bedoeling bij het plan van aanpak? Wie leest mijn deel even door?
Ik sprint naar mijn laptop. Ik heb nog anderhalf uur over, genoeg zou je denken. Terwijl ik inlog, en de verhalen van anderen doorlees, google ik ondertussen op mijn laptop hoe je beeldmateriaal annoteert. Ik stuur een screenshot in de groepsapp, waarna ik erachter kom dat dat de APA-notatie is in plaats van de Buck-notatie. (Voor de lezers: als je het verschil hiertussen niet weet, je mist niets.)
Vriendin twee stuurt ondertussen de goede notatie door volgens de Buck, terwijl vriendin drie mijn stukje wijzigt. Het pws gaat over racisme, en ze heeft alle woorden wit, vervangen voor blank. Want de pws-begeleider zou het echt niet begrijpen waarom we het woord blank niet gebruikten. Nadat ik mijn pleidooi voor het woord wit heb gegeven – blank betekent reinheid, en werd vroeger gebruikt als tegenovergestelde van het woord nigger, wat de nadruk legt dat blanke mensen het superieure ras zijn en de bruine mensen inferieur- begrijpt mijn vriendin mij.
Ik bedenk het grandioze plan, om ook nog wel even in de inleiding te schrijven waarom ik voor het woord wit heb gekozen, ter verduidelijking. Ik ren de trap op om het boek te halen, waar ik dit in gelezen had. En zo moet er ineens nog een extra bron bij, namelijk mijn boek. De bron annoteren is niet het ergste, maar de bronnenkritiek er weer bij schrijven is verschrikkelijk.
Twee voor twaalf, ben ik klaar. Terwijl ik de opdracht voor het eerste beoordelingsgesprek nog eens doorlees, kom ik erachter dat een vriendin vergeten is een plan B te bedenken. Ik moet in twee minuten een plan bedenken. Onder tijdsdruk presteer ik goed, daar ben ik achter. In vier minuten verzin ik een ander plan voor het experimenteel onderzoek, en snel verzend ik het naar mijn pws-begeleider. Twee minuten te laat.
Tot mijn groter schrik kom ik erachter dat we geen logboek hebben toegevoegd. Mijn vriendinnen zitten net heerlijk te lunchen met moeders, als ik hen weer bel. „Meiden, mail snel je logboek, we hebben het nog niet toegevoegd.”
Mijn vriendin verzucht: „De volgende keer gaan we dit niet weer zo doen, dit geeft mij veel te veel stress.” Haar voornemen is goed, maar ik weet nu al, dat het de volgende deel van het pws weer nipt op tijd af zal zijn.