Deze week worden Nederlanders opgeroepen geen vlees te eten. Bij minstens 30600 mensen ontbreekt een stukje vlees op het bord. Zo ook bij mij.
Waarom zou ik mezelf een mals stukje vlees ontzeggen? Een puberleven zonder frikandelbroodjes, dat klinkt toch onmogelijk? Maar dat het kan, bewijs ik. En dat is beter voor het milieu. Wat feiten op een rij.
-
Als vegetariër bespaar je 130 liter water voor de productie van vlees. Laat het bad maar vollopen.
-
Daarnaast bespaar je, zelfs als puber zonder rijbewijs, door een week geen vlees te eten 76 kilometer autorijden. Dit komt doordat er bij de productie van vlees per persoon per week normaal 13.3 kg broeikasgassen(!) wordt uitgestoten. Een goede reden om als deelnemer van de vleesloze week, je moeder een keer over te halen om je naar school te brengen met de auto. Dat is vast geen 76 kilometer.
-
Door een week geen vlees te eten, bespaar je, hoe kan het ook anders, vlees. Maar liefst 770 gram. Na een jaar heb je dan toch een varkentje gered. Als je vaders lief aan kijkt, mag je zo’n beestje dan in de achtertuin laten rondscharrelen.
Ik ben dus goed bezig voor het milieu,maar het wordt me niet in dank afgenomen. Vleeseters vinden vegetariërs zoals ik maar irritante mensen, zo bleek uit een studie aan de Universiteit Leiden. Gelukkig is niet de persoonlijkheid van vegetariërs de reden voor het etiketje irritant (hoewel mijn moeder mijn geklets soms wel zo ervaart), maar dit is het punt. Stel je eens voor dat je als vleeseter een lekker bitterballetje van de schaal pakt en dat naar binnen wilt schuiven terwijl de vegetariër naast jou de snack uit principes afwijst. Dan proeft het balletje toch wat minder lekker.
Vleesetende mensen weten heus wel dat vlees niet goed is voor de mens en het milieu. Maar het zijn de vegetariërs die de vleeseters –vaak impliciet– doen beseffen dat de vleesetende mens fout zit. Op het moment dat vlees dus als iets fouts wordt gezien, begint de irritatie.
Wie weet; misschien bevalt de vleesloze week wel zo goed dat het de eerste stap is om voor altijd zo’n irritant –en goed;) – mens te zijn.