Een korte beschrijving van de vroege zondagmorgen: We verwachtten dat er een paashaas binnen zou sluipen om de eieren te koken. Helaas is dit niet het geval geweest. Na vijf minuten kwam mijn zus erachter dat het vuur nog niet aanstond.
De Flammküchen komt zwart uit de oven. Met twee ovens in huis hebben we nog niet genoeg ruimte om alles af te bakken. Gelukkig kan ik broodjes opwarmen op mijn voorhoofd, zo heet heb ik het.
Na een uur ploeteren mag de familie binnenkomen, iedereen moet zijn ogen dichthouden, vooral mijn vader. Als die de puinhoop in de keuken ziet, zal hij van schrik niets meer kunnen eten.
Het eerste wat mijn vader doet als hij in de eetkamer zit is een blik werpen in de keuken. Hij kijkt alsof er een eiergevecht in de keuken heeft plaatsgevonden. Gelukkig heeft hij niet lang de tijd om zijn ogen op de keuken te richten en schiet zijn blik opzij. Als afleidingsmanoeuvre heeft mijn zusje namelijk een versgeperst sapje omgegooid.
Ook wat aan deze scene voorafging, ging niet over rozen. Mijn zus en ik zouden de brunch regelen. Als trotse sponsor van mijn supermarkt roep ik om het hardst dat ik wel wat mee zou nemen van mijn werk. De hele avond zeg ik tegen mezelf: als je morgenochtend om zes uur wegfietst, vergeet dan geen boodschappentas. s’ Middags fiets ik naar huis zonder boodschappentas. Ondertussen staat mijn werktas op knappen van de doosjes eieren en in mijn broekzakken smelten de potjes ragout. Voorbijgangers glimlachen naar mij als ik, bewapend met vijf plastic zakken afbakbroodjes in mijn handen, voorbijfiets. Wie weet breng ik ze op een leuk brunch idee.
Al met al zitten we nu al drie dagen aan de paasbrunch. Ik hoop dat mijn voorbijgangers niet, net zoals ik, vijf zakken broodjes gehaald hebben. Zelfs de buren hebben gedeeld in onze overvloed. Ik snap werkelijk niet hoe ik zaterdag mezelf afvroeg of ik wel genoeg eten had ingekocht.