Dierenleed vind ik erg –een van de redenen waarom ik vegetariër ben– maar echt verdriet hebben om de dood van het konijn, dat lukte me niet. De band tussen ons konijn en mij was het ultieme voorbeeld van een haat-liefdeverhouding. Wanneer ik hem aardig wilde aaien, kreeg ik een krab terug.

De buik van ons konijn zat vol maden en daarom is afgelopen weekend door de dierenarts besloten om het konijn in te laten slapen. De prijs voor het spuitje is genoeg voor een jaar voer, maar in verband met de persoonlijke verwerking van bepaalde gezinsleden was een spuitje toch de beste optie.

Ook al hadden we het konijn al elf jaar, toch durfde bijna niemand bij ons thuis het konijn op te tillen. Daarnaast had hij ook een bijzondere stoelgang, alles wat het konijn at, kwam er driedubbel uit. Tenminste, naar mijn idee dan. Mijn zusje verschoonde wekelijks het hok, maar het zat altijd boordevol met keutels.

Sinds de dood van het konijn ben ik minder vaak te laat. Tijdens rushhour ben ik nu van één barrière af: de konijnenren. Die stond namelijk naast de ingang van onze schuur. Dus wanneer ik mijn fiets uit de schuur trok, beukte het beestenverblijf altijd om. En voor alles dan weer op z’n plek was…

Eigenlijk was ons konijn een afvalbak. Het arme schaap kreeg altijd de minder mooie slablaadjes. En het overschot aan wortels. En de broodkorsten. Dat het beest er niet meer is, daar word ik zelfs op school aan herinnerd. Want ik heb helaas weer broodkorsten in mijn broodtrommel.