Nadat ik een paragraaf bekeken heb, ben ik trots op mezelf. Wat ben ik toch goed bezig. Nu mag ik wel een film kijken. Twee uur later, besluit ik even sociale media te bekijken en zo is het ineens etenstijd. Maar de eerste paragraaf, die heb ik in de pocket.
Dag twee begint met heerlijk uitslapen, om vervolgens te werken. Daarna heb ik vast en zeker discipline om te leren. Als ik uit mijn werk thuiskom appt een vriendin in de appgroep wie er gezellig komt chillen. „Is goed, maar ik blijf niet te lang”, stuur ik terug. Als ik ’s avonds rond elven naar huis fiets, groeit er een klein schuldgevoel vanbinnen.
Dag drie, nu komt het erop aan. Gelukkig heb ik al een paragraaf geleerd. Tenminste dat denk ik. Aangezien ik een ster ben in alles razendsnel in mijn kortetermijngeheugen te pompen, ben ik ruim de helft van de eerste paragraaf alweer vergeten. De hele dag leer ik hard en prop ik alles in mijn kortetermijngeheugen. Dan race ik op mijn fietsje naar het werk om de avonddienst te draaien. S’avonds schiet de tijd tekort om de opgaves te oefenen, snel doorlezen met het antwoordenboek ernaast dan maar.
Ik heb hier twee dingen van geleerd. Het eerste is, dat vooruit leren best onzinnig is, je vergeet toch alles. Behalve wanneer je de discipline hebt om alles dagelijks te herhalen. En het tweede wat ik geleerd heb, is dat ik onder druk bovengemiddeld presteer.