Mijn ouders zijn op het werk, dus ik heb de opdracht gekregen om de boodschappen aan te pakken. Tussen negen en elf uur ‘s ochtends zou de bezorger komen. Om drie voor negen gaat mijn wekker. Ik rol mijn gordijn naar boven en zie tot mijn schrik het gevreesde blauwe wagentje al staan.
Ik kalmeer mezelf weer. Efficiëntie is niet een van de eigenschappen van de bezorgers van de Albert Heijn. Over het algemeen duurt het wel een minuut of tien voordat ze alles uitgeladen hebben. Ik race de trap af waar mijn zusje wanhopig aan het bellen is naar mijn ouders.
„Die man staat al bij de achterdeur”, roept ze gestresst. Ik geloof mijn ogen niet, hoe kan die man zo snel zijn? Snel draai ik de deur open en ondertussen peinig ik mijn slapende hersenen waar mijn moeder het bankpasje ook alweer gelegd had. Ik ren een rondje door de keuken en zoek in alle hoeken. Net als ik op wil geven met zoeken, spot ik het groene pasje.
Met een zucht van verlichting wil ik afrekenen, alleen ik twijfel over de code. Ik waag een gok. Het blijkt de verkeerde te zijn. Ik neem het zekere voor het onzekere en ren weer naar binnen om mijn eigen pasje te pakken. De bezorger staat grijnzend toe te kijken hoe een puber met een slaaphoofd door het huis rent.
Ondertussen heeft mijn zusje de tuindeuren opengedraaid zodat ik alle spullen, na het vinden van mijn pasje, naar binnen kan tillen. Ik breng alle tassen en kratten naar binnen en begin met opruimen. „We hebben echt weinig spullen voor in de koelkast”, roep ik. Mijn zusje geeft een brul vanachter haar filmpje: „Volgens mij heb je twee koelkasttassen in de bijkeuken gezet.” Ik open de deur en inderdaad, twaalf pakken zuivel lachen me toe.
Voorlopig mopper ik niet meer op de inefficiëntie van de Albert Heijn. Want ik doe er zeker niet voor onder.