Het enige moment waarop de baby stil is, is wanneer ik hem in mijn armen heen en weer wieg. Wiegende armen vragen veel energie van mijn lichaam. Wanhopig probeer ik van alles, maar de buggy, de box en zelfs een flesje melk bieden geen uitkomst om het gekerm te stoppen. Er zit niets anders op dan de rest van de avond mij met zes kilo extra door het huis te moeten verplaatsen.
Zuslief moet poepen. Ze is net zindelijk, maar het potje is nergens te vinden. Als grote meid wil ze maar al te graag op de wc zitten. Ik leg de baby in de wagen. Een sirene begint te loeien terwijl ik met zus naar het toilet race. Ik til haar op de wc. Na twee minuten, die als uren voelen, verzucht ze: „Ik moet denk toch niet poepen, maar ik heb wel in mijn luier geplast."
Terwijl ik zuslief verschoon op de eettafel – dat doen de ouders van dit gezin ook altijd –, gaat de sirene onophoudelijk door in de wagen. Gelukkig is de achterdeur dicht gewaaid en kan de buurt de sirene niet horen. Het nadeel is wel dat ik ondertussen plak van het zweet en transpireer als een malle – afgelopen vrijdag was de laatste dag van de hittegolf -. De deur open zetten is ook geen optie, omdat de achterdeur constant dicht waait doordat deze geen haak heeft. Nadat ik een paar keer de deur opengeslingerd heb, besluit ik hem maar dicht te houden.
Ondanks de de 32 graden en het feit dat het 21.30 is hebben de twee energie voor tien, terwijl ik naarmate de avond vordert, steeds meer het gevoel krijg dat ik een oude oma ben. Ik kan me niet herinneren dat ik zo gelukkig kan worden van het horen van rammelende sleutels die vervolgens in de voordeur omdraaien. Dochterlief vindt het geluid niet zo leuk. Maar babybroer daarentegen kan zijn geluk niet op en poept zijn laatste energie eruit.
En ik? Ik lach zaterdagmorgen bij het ochtendgloren naar mijn sleutels, want je beseft pas hoe belangrijk iets voor je is, als je ze een aantal uur niet hoort.