Als ’s ochtends de wekker gaat, draai ik me nog even om. Een halve minuut later schrik ik wakker. Ik mag niet in slaap vallen. Snel kleed ik me aan en ga naar beneden. Daar zit mijn vader al op me te wachten. „Dat had u niet hoeven doen”, zeg ik. „Waarom komt u eerder uit bed voor mij?” Hij blijkt niet eerder uit bed te zijn gekomen. Elke ochtend staat hij zo vroeg op.
Na een les Duits en twee toetsen kunnen we weer naar huis. Al voor de lunch kom ik thuis. Het voelt alsof ik al een hele dag achter de rug heb. Even werp ik een blik op de klok: 11.00 uur. Heerlijk om veel te hebben gedaan en ondertussen nog een lange dag voor de boeg te hebben. Na wat opdrachten te hebben afgerond kan ik het weekend weer in.
Gelukkig kan de orkestrepetitie op vrijdagavond weer doorgaan, aangezien we met minder dan dertig mensen zijn. Na de klas te hebben ontmoet zie ik weer een andere groep mensen. Al gauw klinken de eerste tonen door het gebouw. Heerlijk om weer muziek te maken met elkaar. Ook vioolles kan weer beginnen. Geen gedoe met wegvallende wifi, waarmee tegelijk de muziekdocent “wegvalt”.
Steeds meer mensen in mijn omgeving krijgen al vakantie. De één is geslaagd, de ander studeert en hoeft nog maar een paar tentamens te maken. Weer een ander is bijna klaar met zijn opleiding en hoeft nog maar één presentatie te geven. Wanhopig zie ik uit naar het moment waarop ik vakantie krijg. Nu de toetsweek aan het eind van het jaar niet doorgaat weet ik al niet meer hoe het zit met school. Hoe vullen docenten de tijd waarin ze anders toetsen maken?
Allemaal vragen, maar als ik één ding de afgelopen tijd heb geleerd is om met de dag te leven. We zien het wel.
Rinder Bouma (14) zit in het derde jaar van zijn vwo-opleiding aan het Driestar College in Leiden. De violist uit Lisse schrijft voor Puntuit columns over het scholierenbestaan in coronatijd.