Dat stelt R. A. van der Garde in het Reformatorisch Dagblad. Debestuurder van het Ds. G. H. Kerstencentrum in Veenendaal schrijft:

Tot Mozes’ tijd was er geen geschreven Woord. Het werd verteld door ouders aan kinderen en door grootouders aan kleinkinderen. Ook gaven de gelovigen getuigenis van de daden des Heeren en Zijn wonderen, zowel binnen het gezin als naar buiten toe. De Heilige Geest gaf onderwijs aan de ware gelovigen.

Zelfs in de naamgeving van kinderen kwam uit dat ze door de Heere onderwezen werden. Zo lezen we in Genesis 5:29 van Lamech: „En hij noemde zijn naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over ons werk en over de smart onzer handen, vanwege het aardrijk, dat de Heere vervloekt heeft.” De kanttekening daarbij luidt: „...want Lamech, zonder twijfel door des Heeren Geest bericht zijnde, heeft gezien dat Noach tot wat bijzonders zou gebruikt worden.” Wat een getuigenis in een ondergaande wereld!

De aartsvaders deden hetzelfde. Steeds werd zo het Woord des Heeren doorverteld. Vertellen is dus een Bijbelse leervorm. Door hun openbare godsdienst maakten de aartsvaders bovendien duidelijk wat de dienst des Heeren voor hen betekende. Zij gaven getuigenis van de hoop die in hen was en van hun vaste vertrouwen op de Heere.

Afgescheiden
Het herziene vragenboekje van ds. A. Hellenbroek antwoordt op de vraag waarom mondelinge overlevering in Bijbelse tijden gemakkelijker kon plaatsvinden dan later: „Omdat de mensen toen langer leefden, de mensen minder in aantal waren, God Zich vaker openbaarde en de listen van satan minder waren.”

Kenmerkend voor het toenmalige onderwijs was dat men in rust en afgescheiden van de wereld leefde en dat bijvoorbeeld het oprichten van een altaar een getuigenis voor de wereld was.
In het Oude Testament komt het woord leren verschillende keren voor. We onderscheiden drie betekenissen:

1. zich kennis eigen maken;

2.  onderwijs door een leraar ofwel het aanbrengen van kennis, zodat de leerling iets te weten komt;

3. totale vernieuwing van de mens, wedergeboorte, zoals de Dordtse Leerregels die verwoorden (DL, hfdst. 3/4, art. 12).

In het Nieuwe Testament zien we de grote Leraar ter gerechtigheid tussen geleerde mannen. Hij luisterde naar hen en ondervroeg hen. Ook leerde Hij door gelijkenissen.
Geloofswaarheden inprenten, uit het hoofd leren en memoriseren, is Bijbels en dus zeer belangrijk in het catechetisch onderwijs.

Catechisatie
In catechisatie zit het woord ”echo”. Dat wil zeggen dat de leerling de leraar precies nazegt. Bij catechisatie gaat het erom dat de leraar ervoor zorgt dat de geloofsleer nauwkeurig onderwezen en ingeprent wordt en dat de leerling die precies kan verwoorden. Daaruit blijkt hoe belangrijk onze vaderen het vonden dat de geloofsleer nauwkeurig ingeprent zou worden.

De Bijbel reikt ook andere middelen aan die bruikbaar zijn bij het catechetisch onderwijs, zoals gelijkenissen en voorbeelden. Die laten het onderwijzen beter verlopen en doen de geloofsleer beter ingang vinden.

Memoriseren ofwel inprenten is voor jongeren veel moeilijker dan vroeger. Het is een gegeven dat kinderen van 6 tot 12 jaar dat nog het beste kunnen. Die periode moeten we dan ook goed gebruiken.

Daarbij moeten we bedenken dat voor onze tijd geldt dat God Zich minder openbaart en dat de listen van satan nu ontzettend groot zijn. Denk maar aan de sociale media.

Het is dus nodig om naar middelen te zoeken waardoor onze jongeren zich de geloofsleer beter eigen kunnen maken.