Op tafel ligt een trouwalbum. „Bijna vijftig jaar oud”, zegt mevrouw Dekker. „We trouwden op 4 december 1973. Op een dinsdagmiddag, want dan was de groentewinkel van mijn ouders toch al gesloten. En het was voor ons voordelig op het gemeentehuis.”
Lisa vindt de trouwjurk van oma erg mooi. „Die grote sleep, en al dat kant! Mijn jurk is gemaakt door mijn zus Mathilde. Dus die heb ik alvast. Maar verder vertel ik er niets over.” Liever neemt ze een hap van opa’s specialiteit; appeltaart met walnoten en sinaasappelschilletjes.
Maurits vindt het tijd voor meer diepgang. „Wat was jullie trouwtekst?” „Psalm 71, het eerste gedeelte van vers 3”, zegt opa. Hij citeert: „Wees mij tot een Rotssteen, om daarin te wonen, om geduriglijk daarin te gaan.” Opa: „Als het moeilijk ging, hadden we daar steun aan.” „Omdat het persoonlijk is?” vraagt Maurits. „Ja. En in die psalm staat ook: „Als de grijsheid daar is, verlaat mij niet, o God.” Nou, ik was al vroeg grijs.” „Niet van mij, hoor!” reageert mevrouw Dekker direct.
Goede raad
Bij de overhandiging van de trouwbijbel zei ds. H. Ligtenberg: „Dit boek zal eenmaal verbranden, maar de inhoud niet. Die blijft.” Lisa vult aan: „Gods trouw en liefde zullen blijven.” Meneer Dekker wil graag een goede raad geven aan het jonge stel: „Gewen u toch aan Hem, dan ben je altijd goed af.” Aan zijn stem is te horen dat hij dat echt meent.
Maurits vraagt: „Is het boek dat daar uit elkaar ligt jullie trouwbijbel?” Meneer Dekker pakt de Bijbel erbij. „Twee keer opnieuw ingebonden. Voorin zit het familieregister.”
Maurits en Lisa willen weten hoe opa en oma elkaar hebben leren kennen. De twee zagen elkaar in de kerk. Meneer Dekker noemde haar zus altijd ”de krul” en haar noemde hij ”de hoed”. Hij dacht: dat is wel een aardig grietje. Op de jeugdvereniging kon hij haar van dichtbij zien. Later zaten ze samen in het bestuur. Thuis vertelde hij zó verliefd te zijn. „Vader zei: Ga d’r op af. Ze zit allang op je te wachten.”
Na kerktijd bleef Dekker op haar wachten, maar ze keek niet eens. Op Koninginnedag gaf Feike Asma een orgelconcert in Zwolle. Meneer Dekker belde om haar mee te vragen, maar ze was niet thuis. Toen vader Brand vertelde wie er de volgende dag zou bellen, liep mevrouw Dekker de hele avond in de buurt van de telefoon. Ze wilde graag mee. Moeder Brand stelde nog voor dat zus Tineke misschien ook wel mee wilde. „Maar dat was natuurlijk niet de bedoeling.”
Mevrouw Dekker, lachend: „Onderweg vroeg ik: Zal ik je dan maar een hand
geven? Want dat durfde je niet direct.”
„En je gaf me een appel. Ik moest door de zure appel heen bijten”, vertelt meneer Dekker. „Wij hebben elkaar leren kennen door een orgelconcert”, zegt Lisa. „Maurits ging orgelspelen in een kerk in Delft en vroeg mij mee.”
Spiegelbeeld
Meneer Dekker heeft altijd gebeden of de Heere iemand wilde geven die naar de kerk gaat. „Het belangrijkste is dat de Heere in je leven is.” „Daarom trouwen we ook in de kerk”, reageert Maurits. Ds. R. A. M. Visser zal hen naar verwachting trouwen. „Wat ik mij voorstelde van mijn vrouw, vond ik in Lisa”, zegt Maurits. „Ze is mijn vrouwelijke spiegelbeeld. Wat ik mis, vult zij aan.” Meneer Dekker heeft nog een goede raad. „Het huwelijk is geven en nemen. Als je verkering hebt, moet je beide ogen goed opendoen. Als je getrouwd bent, moet je één oog dichtdoen.”
Oma: „Opa is veel ziek geweest. Ik dacht dat ik daar wel geduldig in zou kunnen zijn, maar dat viel erg tegen. Je hebt altijd overal de Heere in nodig.” Meneer Dekker: „Ook in de alledaagse, kleine dingen! Ken Hem in al uw wegen.” Maurits merkt op dat de Heere de derde persoon in je huwelijk is. „Met Hem moet je in gesprek zijn.”
Lisa zegt dat we dankbaar mogen zijn dat we de Bijbel hebben, waarin de trouw naar voren komt. „Trouw is het belangrijkste.” Maurits is het van harte met haar eens. „Samen met de liefde.”