„Ik ben klaar!” Even kijken hoe laat het is. Kwart over elf nog maar. Ik kijk op de site van school of ik écht klaar ben. Nadat ik me ervan heb verzekerd dat het werk voor deze dag gedaan is, loop ik naar beneden. Ik pak wat drinken en terwijl ik dat nuttig probeer ik te bedenken wat ik moet gaan doen de rest van de dag. Van 13.00 uur tot 14.45 uur heb ik bijna aaneengesloten les. Maar daarna?
Meestal eindigen dagen als deze in het bakken van een taart, naar de duinen met mijn neef, of gewoon lezen. De eerste optie stond de rest van het gezin eerst wel aan, maar de laatste tijd worden mijn ouders en broers volgestopt met taarten. Gelukkig vind ik er ook nieuwe bestemmingen voor: opa’s en oma’s mogen ook meegenieten.
Naar de duinen is heerlijk ontspannend en je kunt er prachtige foto’s maken. Moet je natuurlijk niet verdwalen zoals ik en mijn neef al twee keer hebben meegemaakt. Dat krijg je ervan als je niet braaf op de paadjes blijft lopen, opstandig als we zijn als pubers. Uiteraard gebeurt het wandelen op anderhalve meter afstand, waar ook prima de ruimte voor is in de uitgestrekte vlakte met zand, bomen en -heel vervelend- bosjes met doornen.
Gelukkig kan ik op vrije dagen en zaterdagen naar werk. Dat vult een hele dag, zodat mijn ouders niet thuis zitten met een zeurende puber. Daarnaast is het voor mezelf ook fijn. Nu kan ik geld verdienen voor later, maar als het aan mijn vader ligt, gaat dat geld allemaal op aan cadeautjes voor hem.
Wat heb ik eigenlijk te klagen met al deze mogelijkheden? Waarschijnlijk loop ik over een paar weken weer te zeuren dat we zo weinig vrije tijd hebben, omdat we “gewoon” naar school moeten.
Rinder Bouma (14) zit in het derde jaar van zijn vwo-opleiding aan het Driestar College in Leiden. De violist uit Lisse schrijft voor Puntuit columns over het scholierenbestaan in coronatijd. Eerder schreef hij: Was ik maar op school (link).