„Bij welke sport gebruikt u deze bal? Bij voetbal, tennis, rugby of basketbal?” Lars Vreugdenhil (13) hangt half over de megatablet waarop een ronde witte bal met zwarte stippen is te zien. Samen met schoolgenoot Micha van den Bos (14) geeft hij in woon-zorgcentrum Heijendaal te Arnhem hersentraining aan demente senioren.

Het is geen vrijwilligerswerk of stage wat de twee tieners deze dinsdagmiddag doen. De 2-vwo’ers vervullen hun maatschappelijke diensttijd (mdt). In maart begint dit fenomeen officieel. De Guido draait al twee jaar een proef. De christelijke middelbare school biedt mdt –naar eigen zeggen als enige school– aan tijdens lesuren.

Ontdekkingsreis

Scholieren uit alle leerjaren en niveaus kunnen vrijwillig meedoen aan de maatschappelijke diensttijd. Zolang de cijfers voor andere vakken op peil blijven. Geen dienstplícht dus, zoals voormalig CDA-leider Buma opperde tijdens de verkiezingen in 2016, maar diensttíjd. Het kabinet presenteert het als een kans voor jongeren om zich vrijwillig in te zetten voor mensen om hen heen. En om er zelf ook nog wat van op te steken. Of, zoals staatssecretaris Blokhuis het zegt: „Maatschappelijke diensttijd kun je zien als een soort ontdekkingsreis voor jongeren naar de beste versie van henzelf. Een kans voor jongeren om hun talenten te ontdekken, van betekenis te zijn, nieuwe mensen te ontmoeten en keuzes te maken voor de toekomst.”

De vijf demente senioren aan tafel denken na over de vraag van Lars. „Het is een voetbal”, zegt een van de bewoners. „Waar staat m’n karretje?” vraagt een tweede. De vijf senioren kijken zoekend in het rond. Lars en Micha wachten even. „Dat was een korte onderbreking”, constateert Lars nadat de man zijn rollator heeft gevonden. „We gaan verder. Is dit een voetbal, een tennisbal, een rugbybal of een basketbal?” „Ik hou het op C”, zegt een oude man. „Rugby.” „Wat denkt u, mevrouw?” vraagt Lars aan een dame aan de andere kant van de tafel. „Ze kunnen allemaal”, denkt die. Lars tikt op antwoord C. Rugby is niet goed. Dan maar A. Inderdaad, een voetbal. „Geweldig, geweldig, geweldig”, reageert een van de bewoners goedgemutst.

Zorgzaam

Vijf kilometer verderop in de stad is derdeklasser Emiel Verkerk (16) aan het werk op zorgboerderij TokHok. De vmbo-scholier geniet van het contact met dier en mens. „Dit is de perfecte plek om beiden te ontmoeten.” Emiel voert de cavia’s en spreekt met cliënten. Zo maakt hij wekelijks een praatje met Denise. „Emiel is heel zorgzaam en behulpzaam”, steekt Denise vanuit haar rolstoel de loftrompet over haar maatje. „Ik kan mijn lievelingscavia Panda zelf niet uit zijn kooi pakken, dus Emiel geeft hem mij aan.” De twee kletsen wekelijks over koetjes en kalfjes. „Gewoon gezellig”, vindt Denise.

Emiel ervaart dat hij tijdens zijn verblijf op de zorgboerderij veel meer leert dan op school. „Ik ontdekte dat ieder mens een eigen persoonlijkheid heeft. Sommige cliënten vinden het fijn als je meteen op hen af stapt, andere zijn meer teruggetrokken en gericht op de dieren. Ik moet flexibel zijn in hoe ik verschillende mensen benader. Die ervaring kan ik gebruiken bij het werk dat ik later wil gaan doen bij de marechaussee. Daar moet je ook op een tactische manier mensen kunnen aanspreken.”

„Door de maatschappelijke diensttijd doe je dingen die je normaal gesproken niet onderneemt als 13-jarige”, stelt braintrainer Lars. „Soms is het minder leuk, als een demente stilzit en niet veel doet. Maar dat hoort bij dementie, en het mag er ook allemaal zijn. Ik leer ervan geduld te hebben.”

Geraniums

Lars is blij dat hij deze ervaring tijdens schooltijd kan opdoen. „In de klas zit je meestal saai aan een tafel te luisteren of te werken. Hier kun je bezig zijn. En je hoeft er geen vrije tijd voor op te offeren.” Collega Micha was voor zijn mdt-tijd nog niet vaak in een verzorgingstehuis geweest. Hij is blij wat voor de dementen te kunnen betekenen. „Dan hoeven ze niet te zitten suffen achter de geraniums. En het hielp mij om erachter te komen wat ik later wil worden. Door mdt ontdekte ik dat ik het leuk kan hebben met ouderen. Misschien wil ik later wel met hen werken.