Nee, een doorsneemoslim is Mehmet Yamali (44) zeker niet. Tijdens de 25 minuten durende wandeling van station Amsterdam Centraal naar ‘zijn’ moskee aan de Rozengracht wijst hij links en rechts kerken aan. „Zie je dat gebouw daar? Dat is de Basiliek van de Heilige Nicolaas.” Nog geen minuut later: „Dat is de Oude Kerk.” Dit godshuis staat op de Wallen. „Een bijzondere plek voor een kerk.” Ook over de Westerkerk weet hij het nodige.
Yamali bezoekt regelmatig een kerkdienst. Zo heeft hij onder meer goede contacten met de evangelische Vineyardgemeente, de kerk waar hij CU-Tweede Kamerlid Joël Voordewind tegenkomt. Wat de Turkse Nederlander in kerken zoekt? „Een leeuw die binnen zijn territorium blijft, weet niet hoe het daarbuiten is, net zomin als iemand die nooit reist dat weet. Ik kijk graag buiten de moskeemuren om zo veel mogelijk ideeën van anderen te horen. Wat ik in de kerk leer, pas ik toe in mijn leven. Ik scherp er mijn eigen levensvisie aan.”
Andréa Koekoek (18) zag nog nooit een moskee vanbinnen. Op Amsterdam Centraal ontmoet de voormalige Pieter Zandt-leerlinge voor het eerst de man met wie ze afgelopen winter uitvoerig correspondeerde. Yamali gaf haar een inkijkje in de islamitische wereld en toont nu haar ook voor het eerst een moskee. Gevestigd in een voormalige rooms-katholieke kerk. „Volgens de protestantse traditie leiden versieringen af van waar het in de kerk om moet gaan”, zegt Koekoek. „Maar wat een ontzettend mooi gebouw.” Ze vraagt Yamali of de preekstoel nog wordt gebruikt. Dat blijkt niet het geval.
Ook de glas-in-loodramen herinneren nog aan het rijke roomse leven van weleer. Maar het aanwezige publiek doet die illusie van het in een kerk zijn volkomen vervagen. Rechts tegen de muur zit een bebaarde man met een Koran op schoot. Langzaam druppelen meer mensen binnen, want het is bijna gebedstijd.
Langzaam staat de imam op en loopt naar voren. Zijn zangerige stem waarmee hij de islamitische gebeden reciteert, vult de ruimte. De aanwezigen –vooral oudere mannen– knielen. Zo’n levendig gebouw is een indrukwekkend gezicht, vindt Koekoek. Ze zou het toejuichen als haar kerk –de gereformeerde gemeente van Hoogeveen– ook doordeweeks zijn kerkdeuren zou openzetten. Bij het verlaten van de ruimte wachten twee vlotte, Engelssprekende toeristes Yamali op. Ze vragen hem of ze ook een kijkje mogen nemen. „Geen probleem”, zegt de man. Als ze even later terugkomen, neemt hij alle tijd om hun vragen te beantwoorden.
Dan neemt Yamali zijn gasten mee naar een Turks restaurant naast de moskee. Onder het genot van pizza, linzensoep en andere heerlijkheden blikken beiden terug op hun mailwisseling.
Een wildvreemd iemand mailde u in december met vragen over uw geloof. Wat vond u daarvan?
Yamali: „Niks bijzonders. Als moskeemedewerker krijg ik vaak dit soort mails.”
Koekoek: „Vandaar dat je eerst zulke korte antwoorden stuurde.”
Yamali: „Dat veranderde toen ik merkte dat je oprecht geïnteresseerd was. Dat was na je vraag of ik dacht dat het paradijs uit christenen en moslims zou bestaan.”
Hoe gingen jullie bij de beantwoording van de vragen te werk?
Koekoek: „Ik wilde niet mijn waarheid opdringen, maar wel mijn punt maken. Soms staarde ik tien minuten naar mijn pc, zonder dat er een letter op het scherm kwam. Af en toe gebruikte ik Bijbelverklaringen en naslagwerken. Zo putte ik uit twee boeken van ex-moslims. Een enkele keer vroeg ik aan mijn ouders of vriend wat zij zouden antwoorden. Af en toe kroop ik tijdens een tussenuur achter de computer. „Zit je weer te typen?” vroegen klasgenoten soms.”
Yamali: „Ik liet nooit iemand meelezen. Vaak ging ik ’s avonds na tienen aan het werk, kopje koffie erbij. Ik gebruikte de Bijbel die ik in huis had en een Koranvertaling. Ook citeerde ik uit de klassieker ”Islamic Societies to the Nineteenth Century: A Global History”. Die is geschreven door Ira Lapidus, emeritus hoogleraar Midden-Oosterse en islamitische geschiedenis. Verder gebruikte ik natuurlijk websites.
Ik zag mezelf als de stem van moslims. Dat was een last op mijn schouders. Mijn teksten wilde ik te allen tijde kunnen verantwoorden, ik vroeg me van de kleinste details af of ze verkeerd konden worden opgevat.”
Hoe kijken jullie terug op de mailwisseling?
Koekoek: „Het is bijzonder om met een onbekende die ook nog eens heel anders denkt, zulke diepgaande gesprekken te voeren. Het heeft mij enorm aan het denken gezet en mij geleerd om met de blik van een buitenstaander naar het christendom te kijken. Mehmet kwam met vragen die niemand in onze kerk stelt. Zoals: hoe kan het dat de vier Evangeliebeschrijvingen zo verschillend over de opstanding van Jezus vertellen? En dat we nooit exact kunnen weten wat Jezus precies heeft gezegd. Want Hij sprak Aramees en het Nieuwe Testament is in het Grieks geschreven. Zijn woorden zijn dus altijd vertaald. Mehmet heeft me niet doen twijfelen aan de waarheid van het christelijk geloof. Maar door hem ben ik wel bewuster gaan nadenken over dingen die wij als normaal beschouwen.”
Yamali: „Ik probeerde mezelf te spiegelen aan de antwoorden van Andréa. Is mijn beeld van het christendom terecht? Maar ik wilde haar ook de spiegel voorhouden en laten nadenken over vanzelfsprekendheden. Hoe ziet zij moslims? Ik heb talloze boeken gelezen over hoe christenen vanaf de middeleeuwen de profeet Mohammed neerzetten als antichrist. Het is natuurlijk erg makkelijk om dat kritiekloos na te zeggen.
Ik wilde ook afdalen op gevoelsniveau. Wat voelt Andréa bij wat ze zegt? Zelf ben ik een emotioneel mens. Als ik de Koran op een bepaalde manier hoor reciteren, krijg ik kippenvel en soms tranen in de ogen. De moskee is voor mij ook een spiritueel toevluchtsoord. Soms ben ik er na het ochtendgebed alleen. Als ik dan de zonnestralen zie die door de glas-in-loodramen op het tapijt vallen, ervaar ik een vredig gevoel. Iets van dat gevoel probeerde ik over te brengen door YouTube-video’s van Rumi (een Perzische dichter uit de dertiende eeuw na Christus, BP) te sturen”
Koekoek: „Echt een schitterende tekst. Zelf deelde ik een gedicht als ”Eens was ik een vreemd’ling” van Robert Murray McCheyne en het lied ”Neem mijn leven, laat het Heer’”.
Over welk antwoord van de ander hebben jullie je verbaasd?
Koekoek, lachend: „Mehmet noemde het christendom een monotheïstische godsdienst. Ik had verwacht dat hij net als veel andere moslims zou zeggen dat wij in drie goden zouden geloven: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Of: in de Vader, Maria en de Zoon. Hij wist ook dat in de vierde eeuw na Christus de Drie-eenheid officieel is vastgesteld als kerkelijke leer. Mijn beeld van moslims was heel anders, Mehmet voldeed niet aan het stereotype.”
Yamali: „Haar antwoord op mijn vraag of God een christelijke zondaar boven mij zou verkiezen. Andréa schreef dat God niet kiest op grond van religie, ras, goede werken, of iets anders. Maar dat God kiest omdat Hij dat wil, en Hij kiest wie Hij maar wil. De islam leert ook het principe van voorbestemming, maar niet op die manier.”
Wat hebben jullie van de e-mailwisseling geleerd?
Yamali: „Meerdere lessen, maar ik wil de oprechtheid van Andréa noemen. Veel mensen verdedigen helaas uit gewoonte hun geloof of levenswijze of nemen het voor iemand op omdat hij of zij nu eenmaal „een van ons” is. Een supportersreligie noem ik dat. Daar was bij Andréa geen sprake van. Ze staat voor wat ze gelooft. Haar overtuiging heeft mijn geloof niet aan het wankelen gebracht. Dat komt denk ik omdat ik al wat ouder ben. Over veel vragen had ik al nagedacht en stelling genomen. Ik ben benieuwd hoe Andréa over tien jaar gelooft.”
Koekoek: „Veel. Een les die ik heb geleerd, is om met een open blik in de wereld te staan. Wij refo’s zijn al gauw huiverig om beïnvloed te worden. Zo van: straks bekeert hij me nog. Daar ben ik niet erg bang voor geweest, want mijn christelijke overtuiging zit diep. We moeten onze vooroordelen opzijzetten en biddend het gesprek aangaan. Kom eerlijk voor je principes uit en durf te praten over wat je gelooft, zonder de ander te kwetsen. Ik denk dat Jezus dat van ons vraagt. „Ga heen, verkondig het Evangelie”, zei Hij. Ook at en praatte Jezus met mensen die niet in de vertrouwde kring van de Joden pasten.
Ik heb ook oog gekregen voor moslims in Nederland en hun moeiten. Christenen klagen al snel als ze een baantje niet kunnen krijgen omdat ze niet op zondag willen werken. Zelf krijg ik op straat weleens opmerkingen over mijn rok. Maar vergeleken met wat veel moslims naar hun hoofd geslingerd krijgen, stelt dat weinig voor.
Mehmet bevindt zich echt tussen twee werelden. Hij voelt zich geen Turk, maar ook geen Nederlander. Dat lijkt me echt heel zwaar.”
Yamali: „Vijandschap tussen mensen ontstaat vaak doordat ze niet goed weten hoe anderen denken of waarom anderen bepaalde dingen doen of juist niet doen. Durf te vragen. Met de antwoorden die je krijgt, hoef je het natuurlijk niet eens te zijn.”
„Zou ik als moslim in de hemel komen?”
In gesprek met een andersdenkende. Zo luidde de eindexamenopdracht voor het vak religie, mens en samenleving. Andréa Koekoek stuurt mails naar moskeeën en hindoetempels, maar alleen Mehmet Yamali reageert. Tientallen e-mails volgen. Koekoek haalt de deadline niet omdat het gesprek nog niet klaar is. Niettemin krijgt ze een 10.
Koekoek en Yamali willen hun mailwisseling als boek uitgeven en onderhandelen hierover met verschillende uitgevers. Hier volgen enkele fragmenten uit hun conversatie.
Yamali: „Wat denk jij? Zou ik in de hemel komen? Zou God mij met barmhartigheid onder zijn hoede nemen?”
Koekoek: „Ik geloof zeker dat God moslims, boeddhisten, hindoes, atheïsten en anderen in de hemel kan brengen. Maar dat kan niet zonder Jezus. Om het rechtstreeks te zeggen: zonder Jezus kan God u en mij niet met barmhartigheid onder Zijn hoede nemen.”
Yamali: „Dank voor je eerlijke antwoord. (...) Ik begrijp het idee achter jouw uitleg. (...) De Koran heeft het 25 keer over Jezus en 31 keer over Maria. Dat hij bijzonder was kan niemand ontkennen. Ons geschil is dat de Koran beweert dat Jezus geen God was.”
Koekoek: „Graag zou ik ook een nieuw onderwerp willen aansnijden. Ik heb dit onderwerp tot nu toe bewust vermeden omdat ik de islam niet in een bepaalde hoek wil zetten, maar ik denk dat ik het nu wel aandurf om erover te beginnen: geweld. De islam staat vaak bekend als een zeer gewelddadige godsdienst. Zelf denk ik (zeker na de gesprekken met u) dat dat niet een eerlijke kijk op de religie is, maar hoe kijkt u daar zelf tegen aan?”
Yamali: „In de Koran zijn ruim zestig verzen over oorlog. Vaak worden deze door mensen met slechte intenties in stukjes eruit gehaald. Deze verzen zijn om oorlog te reguleren. In de tijd van de profeet was er geen ”war code”. Een moslim die oorlog voert mag niet aan de kinderen, ouderen, vrouwen, dieren en het groen komen. Een moslim mag alleen oorlog voeren als zijn bezittingen worden ingenomen en zeden worden aangetast (verkrachting etc.) en als moslims worden vermoord. Een moslim mag geen oorlog beginnen. Als er tijdens een oorlog een vredesakkoord wordt aangeboden moet hij dat accepteren.”
Biografie Mehmet Yamali
Mehmet Yamali (1975) ziet het levenslicht in Turkije. Een jaar na zijn geboorte verhuist hij naar Nederland, omdat zijn vader daar werk heeft gevonden. Hoewel hij na de basisschool een vwo-advies krijgt, wordt zijn middelbareschoolperiode een teleurstelling. Zijn plan om via het meao op het hbo te komen, mislukt omdat hij ernstig ziek wordt. Yamali is tegenwoordig allround medewerker in de soennitische Fatih-moskee in Amsterdam. De moskee behoort tot de Diyanet (Turks Directoraat voor Religieuze Zaken). Yamali heeft een zoon van 17 en een dochter van 8.
Biografie Andréa Koekoek
Andréa Koekoek (2001) komt uit het Drentse Stuifzand. Ze groeit op in een gezin dat lid is van de gereformeerde gemeente in Hoogeveen. Ze heeft twee broers (19 en 16) en een zusje (14). Sinds maart herbergt het gezin ook twee pleegkinderen van 6 en 3. Koekoek doet dit voorjaar met succes vwo-examen aan de Pieter Zandt scholengemeenschap in Kampen. De Drentse volgt nu de pabo-opleiding aan Driestar hogeschool in Gouda.