Rawan heeft een vriendelijke en open uitstraling. Ze vertelt dat ze graag leerkracht wil worden in het basisonderwijs. „Ik houd van kinderen.” Maar op dit moment ligt haar studie stil en staat ze in de brandende zon in een Grieks vluchtelingenkamp.
Rawan mist haar overleden vader elke dag.
De Syrische studente is een van de duizenden ontheemden die in Idomeni moeten wachten totdat ze verder mogen naar Macedonië. In groepen van vijftig trekken ze de grens over, als de Macedonische douane het licht op groen zet. Dat kan een dag duren, maar ook langer. Dan slapen de vluchtelingen buiten, op het terrein rond een spoorlijn. Het is bezaaid met duizenden platgetrapte lege waterflesjes en ander afval.
In een uithoek van het kamp staan tien mobiele toiletten. Velen doen hun behoefte in de openlucht. Soms komt er een hulporganisatie of een groep kerkelijke vrijwilligers naar Idomeni. Ze delen eten uit en een enkele keer ook kleren en schoenen. Of ze ruimen rommel op in het kamp, dat nauwelijks afvalcontainers telt.
Bombardement
Een paar jaar geleden zag het leven van Rawan er totaal anders uit. Ze groeide op als jongste kind in een islamitisch gezin, met vier broers en zes zussen. Haar woonplaats was Raqqa, een stad in het noorden van Syrië. In haar vrije tijd las Rawan graag boeken. Soms hielp ze haar vader in zijn winkel. Hij runde een minisupermarkt.
„Mijn moeder is elke dag verdrietig en huilt veel.”
Sinds maart 2012 hadden er geregeld gevechten plaats in Raqqa, vertelt Rawan. Anderhalf jaar later, op 10 oktober 2013, veranderde haar leven voorgoed. „Mijn vader raakte bij een bombardement ernstig gewond aan zijn gezicht, handen en voeten. Vijf dagen later is hij in een ziekenhuis overleden.” Rawan mist hem elke dag. „Ik hield veel van hem. We hadden een goede band.”
Samen met haar moeder maakte Rawan, die als enige kind nog thuis woonde, een zware tijd door. „Mijn moeder is elke dag verdrietig en huilt veel.” De winkel van haar vader is gesloten. Twee van haar broers en zussen zijn nog in Raqqa. De anderen zijn hun land al eerder ontvlucht, onder meer naar Zweden en Nederland.
Drie maanden geleden brak Rawan noodgedwongen haar opleiding af. „IS heeft scholen en universiteiten gesloten.” Toen zat ze thuis. Geen opleiding, geen werk. Eind augustus ontvluchtte ze vanwege de oorlog samen met haar moeder hun land. „We kunnen niet langer leven in de stad waar mijn vader is omgekomen.”
Gevaarlijke boottocht
Via Aleppo weken ze uit naar Turkije. Vandaar staken ze per boot de Egeïsche Zee over naar het Griekse eiland Samos. „Het was een kleine boot, met 66 mensen erin, ook kinderen en baby’s. De overtocht duurde vierenhalf uur. Het was gevaarlijk, maar iedereen is veilig aangekomen.”
„Alleen water en een banaan.”
Vanaf Samos bracht een grote veerboot Rawan naar Athene, waar ze de bus nam naar Evzoni. De bus zette haar af op zo’n 7 kilometer afstand van het kamp waar ze nu is. „We zijn hierheen gelopen. Om zes uur vanochtend kwamen we aan. Ik ben heel moe.” Eten en drinken heeft ze de afgelopen dag nauwelijks gehad. „Alleen water en een banaan.”
Als Rawan en haar moeder de grens van Macedonië mogen passeren, wacht hun vanuit Gevgelija een treinreis van vijf uur naar het noorden van het land. Vandaar willen ze verder naar Servië en vervolgens naar Hongarije en Oostenrijk. Hun einddoel is Zweden. „Mijn broer wacht daar met zijn vrouw en twee kinderen op ons. Ik heb hen twee jaar niet gezien.”
Ineens worden de vluchtelingen –Syriërs, Afghanen, Irakezen– opgeschrikt door een luid toeterende goederentrein. Iedereen die op het spoor staat, doet een paar stappen opzij, zodat het voertuig kan passeren. „Ik ben alles kwijtgeraakt”, zegt Rawan. „Mijn vader, mijn opleiding en nu ook mijn land. Ik hoop dat we snel in Zweden aankomen. Daar zijn we veilig.”
Foto: In een Grieks vluchtelingenkamp wacht Rawan, die niet herkenbaar op de foto wil, tot ze verder kan trekken naar West-Europa.