Ze is nog maar 14 als ze merkt dat ze zich steeds vaker ongelukkig voelt. Er is dat jaar veel gebeurd: zo zijn haar ouders net gescheiden en is ze van school veranderd. Ze houdt zich voor de buitenwereld groot, maar dit alles hakt er flink in.

De verlegen, gesloten Rachel besluit alle negatieve gevoelens weg te stoppen en zo veel mogelijk bezigheden te zoeken om niet na te hoeven denken. Dat gaat een tijdlang goed.

Toch blijft er iets wringen. „Ik kon me niet meer concentreren en sliep heel slecht. Maar hulp zoeken wilde ik niet. In plaats daarvan rende ik zo hard mogelijk voor mijn problemen weg. Ik werkte vier avonden in de week voor mijn bijbaantje. Op zaterdagen paste ik op. Als ik niets te doen had, ging ik hardlopen. Ik plande mijn dagen helemaal vol.”

Spijbelen

Haar schoolresultaten verslechteren. „Ik ging van het vwo naar de havo en kwam dus opnieuw in een andere klas. Ik trok me steeds verder terug. In mijn oude klas had ik vrienden die doorhadden dat het niet zo lekker met me ging en me ergens bij betrokken. In mijn nieuwe klas was dat niet zo. Ik spijbelde veel, maar niemand zei daar iets over. Mijn omgeving dacht dat ik gewoon heel onverschillig was.”

Ondanks alles haalt Rachel haar havodiploma. Ze begint met een studie in Utrecht. Maar dan gaat het goed mis. „Mijn lichaam was op. Ik had continu hoofdpijn en was heel erg moe. Regelmatig viel ik onder de les in slaap. Op een gegeven moment werd ik zo somber dat ik niet meer naar school ging. Mijn bed was de enige plek die me veilig leek. Daar kon ik niet gekwetst worden en hoefde ik nergens bang voor te zijn.”

Toch is het nog steeds een grote stap voor Rachel om hulp te zoeken. „Ik schaamde me”, zegt ze. „Ik dacht dat ik gek was. Waarom was ik anders de enige in mijn omgeving die haar leven niet op de rit leek te hebben?”

Omkeer

Rachel stopt met haar opleiding en komt thuis te zitten. Pas als ze zo veel last krijgt van de depressie dat ze nauwelijks nog kan functioneren, geeft ze haar weerstand tegen psychologische hulp op. Ze belt het telefoonnummer van een therapeute dat ze van een bevriende predikant had gekregen. „Het was een wanhoopsdaad. Zo van: oké, geef me dat nummer maar, dan zie ik wel of het iets is. En klikt het niet, dan kruip ik gewoon weer onder de dekens en bel ik nooit meer terug.”

Gelukkig blijkt het telefoontje met de psychologe de omkeer te zijn voor Rachel. „Meteen tijdens de intake, had ik een goed gevoel bij deze therapeute. Het fijne is dat ze niet alleen op emotioneel en sociaal gebied hulpverlening biedt, maar ook christelijk is. Zodoende kan ik bij haar ook met geloofsworstelingen terecht.”

Duploblokjes

In de maanden die volgen knapt Rachel enorm op. „Ik kan me weer blij voelen. Dat is nieuw voor mij: ik ben jaren niet blij geweest, maar heb altijd gedaan alsof. Ze heeft me zo goed geholpen. Ik kan bij haar over dingen praten die me al heel lang dwarszaten en waar ik slecht van sliep. Ik krijg meer structuur in mijn leven en heb ook mijn studie weer opgepakt. Ik ga weer naar de kerk en bid weer tot God. Het geloof geeft mij veel steun. Alleen al omdat je weet dat God met je meegaat, ook al zie je dat niet altijd.”

Wel moet ze nog op haar passen letten. „In december heb ik een terugval gehad omdat ik te snel te veel dingen wilde oppakken. Ook nu merk ik dat ik nog veel rust nodig heb. Als ik die behoefte negeer, stapelen de negatieve gevoelens zich als duploblokjes op. Totdat de toren zo hoog is dat-ie omvalt.”

Schop

Ze heeft geleerd hoe belangrijk het is om over haar gevoelens te praten. „Ik ben van nature iemand die alleen maar leuke dingen aan anderen vertelt. Ik ben net een reallife Facebookpagina: ik zal het niet snel zeggen als er iets mis is. Maar dat moet ik dus wel doen.”

De tiener hoopt dat ze er met haar verhaal voor kan zorgen dat er meer begrip komt voor jongeren met een depressie. Dat is nodig, weet ze uit ervaring. „Sommige mensen denken dat je je aanstelt, of aandacht wilt. Ze komen met opmerkingen zoals: Je moet een schop onder je kont krijgen. Of ze proberen iemand met een depressie op te beuren met clichés zoals: Ga eens een lekker stukje wandelen, daar knap je van op.”

Terugkijkend vindt Rachel het vooral erg jammer dat ze niet eerder hulp heeft gezocht. Ze adviseert jongeren die met een depressie worstelen dan ook met klem om daarover te praten. „Als je het een grote stap vindt om een psycholoog of therapeut te zoeken, neem dan iemand in je omgeving in vertrouwen. Je jeugdleider, je dominee, huisarts of vriendin. Praat er met iemand over. Geef gewoon eens aan dat je niet lekker in je vel zit. En weet dat je echt niet de enige bent die zich zo voelt.”

Wat ze ook nog wil zeggen: „Zoek steun in je geloof. Het is niet zo dat God al je problemen wegneemt, maar je kunt Hem er wel over vertellen en om hulp vragen. En dat is heel fijn.”

Dit is deel 1 in een tweeluik over depressie. Volgende week de reactie van een psycholoog.