Ruim honderd leerlingen van 4 en 5 vwo zitten in Aula 1. Van 9.00 tot 15.00 uur denken ze na over ”Bijbelvertalen in wereldwijde context”. „De aanleiding is de Dordtse Synode, die 400 jaar geleden plaatshad. Daar werd besloten tot het maken van de Statenvertaling”, vertelt Van Linden, docent klassieke talen, die het symposium organiseerde. Van 2000 tot 2012 werkte hij voor de zending in Guinee. „Ik zou het mooi vinden als er vandaag leerlingen warm worden gemaakt voor het zendingswerk.”

Kombai
Prof. dr. L. J. de Vries is de eerste spreker. Hij heeft jaren in Papoea-Nieuw-Guinea, ten noorden van Australië, gewoond. Daar werkte hij aan de vertaling van het Markusevangelie in de taal van de Kombai, een stam die in het oerwoud van het land woont. Sinds 1997 is hij hoogleraar Bijbelvertalen aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.

„De taal van die mensen kende geen specifieke woorden voor emoties. Als er in de Bijbel staat dat iemand „diep bedroefd” is, konden we dat lastig vertalen”, vertelt prof. De Vries. De Kombai kennen bijvoorbeeld alleen woorden voor de culturele gewoonten die bij een emotie horen. „Als mensen daar diep bedroefd waren, smeerden ze as op hun gezicht. Heel verdrietig zijn, noemden ze daar dus: As op je gezicht smeren. In een andere stamtaal moesten we het vertalen als: Ach, ach.”

Hoewel de zon uitnodigend door de koepels en langs de gordijnen schijnt, zijn de meeste leerlingen met hun hoofd bij de lezingen. Achter in het programmaboekje is ruimte voor aantekeningen. Een enkeling schrijft er wat op.

Na de lezing van prof. De Vries is het tijd voor pauze. „Ik geloof dat meneer Brand aan het trakteren is, dus in de kantine valt er wel wat te halen”, laat de dagvoorzitter, docent Schouls, weten. Even later genieten de leerlingen van gratis koek en koffie.

De koek is op. Het woord is aan Léanie van Deelen van Wycliffe Bijbelvertalers. Ook zij heeft in Papoea-Nieuw-Guinea gewerkt. Acht maanden lang hielp ze het zendingswerk daar. Nu werkt ze bij Wycliffe. Een van de problemen waar die organisatie mee te maken heeft, is dat de leden van veel stammen niet lezen, vertelt Van Deelen. „De meesten kunnen het niet, maar de mensen die geschreven woorden en zinnen wel begrijpen, doen het nauwelijks. Er is geen leescultuur, zoals we die in Nederland hebben. Wat hebben ze dan aan een vertaalde Bijbel? Daarom maken wij ook luisterboeken. Kortom: er is nog veel werk te doen.”

Op het grote scherm in de zaal verschijnen Willem en Christien Baarssen. Deze oud-leerlingen van de Pieter Zandt werken voor Wycliffe in West-Afrika. Via Skype vertellen ze over hun werk. „Het is zo mooi om levens te zien veranderen als mensen met een Bijbel in aanraking komen.” Of ze de zaal nog wat willen meegeven? „In Nederland ben je wat je hebt en wat je doet. Als je een goede baan hebt, voel je je heel wat. Denk eens andersom. Denk eerst: wie ben ik? En dan: wat kan ik daar als christen mee? Hopelijk voel je dan, waar je ook terechtkomt, de roeping om het Evangelie te verspreiden.”

Workshops
Na de etenspauze is het tijd voor workshops. Leerlingen kunnen uit acht opties kiezen. Vragen waar ze over nadenken, zijn: Hoe vertaal je de Bijbel in gebarentaal? Kun je de Bijbel letterlijk vertalen? Wat als een taal voor bepaalde begrippen geen woorden heeft?

Is zo’n symposium over Bijbelvertalen niet suf? „Echt niet”, vindt Rebecca Noorloos (15) uit Urk. „Mijn groepje dacht zojuist met meneer De Vries na over het probleem dat de Kombai maar tot 25 tellen. En er zijn zelfs stammen die helemaal geen telwoorden hebben. Hoe vertaal je dan Lukas 10:1: „En na dezen stelde de Heere nog andere zeventig, en zond hen heen.” De vertaling moet ook niet te omslachtig worden, zodat je voor één getal een enorme rekensom nodig hebt. En je moet de symboliek ook in het oog houden. Heel interessant.”