Wat zeg je als je werkgever op maandagmiddag vraagt of je zaterdagochtend meegaat naar het Griekse eiland Kos, vlak onder Turkije, om daar een week vluchtelingen te helpen? Peter van de Ree (21) uit Nieuw-Beijerland wist het meteen: hij ging mee.
Het werk dat hij in Kos verzette, wil hij echter niet afdoen als een uitdagend avontuurtje. „Meerdere vluchtelingen dragen een trauma of een verhaal van verlies met zich mee. Dat komt heel dichtbij als je hen letterlijk uit het water helpt bij de kust van Kos. Je moet sterk in je schoenen staan om niet bij hun verdriet neer te gaan zitten.”
Vluchtroute
Peter is nuchter en rustig, als hij vertelt over zijn ervaringen op Kos. Maar koud laat het hem niet, wat hij meemaakte aan de toegangspoort van Europa. De vluchtroute van de Syriërs kent hij inmiddels. „De meesten van hen hebben vier dagen gereisd door woestijn en wildernis: via Syrië, Irak en Iran bereiken ze Bodrum in Turkije. Daar verstoppen ze zich in het bos bij de kust, wachtend op een mensensmokkelaar om de oversteek naar Kos, ruim tien kilometer, te maken.
Zo’n vijftien personen gaan er per keer in een motorbootje, maar als de bagage overboord wordt gegooid, kunnen er nog eens vijftien mensen bij. Als het op zee fout gaat, is het meteen verloren want geen van de inzittenden kan zwemmen. Haalt het bootje de oversteek, dan worden de vluchtelingen twintig meter voor de kust overboord gezet. Daar begint het werk van de Europese vluchtelingenorganisaties.”
Tranen
Dag en nacht werken die organisaties om de alsmaar toestromende vluchtelingen op te vangen. „Omdat wij er maar één week waren, hebben we zowel de dag- als de nachtdiensten gedraaid”, vertelt Peter. „Drie keer per dag werden er maaltijden verstrekt aan de vluchtelingen op Kos. Daarbij werkten we als hulporganisaties uit allerlei landen samen. Vanuit Nederland deelden we water en appels uit, andere organisaties gaven sandwiches of kale rijst. De maaltijden waren sober, maar er was genoeg eten om rond te komen. Rond etenstijd hadden de vluchtelingen wel honger en renden ze naar de uitdeelplaatsen. Steeds waren vier van ons bezig om de rij rustig te houden.”
De andere momenten van de dag vulde Peter met het samenstellen van noodpakketjes voor arriverende vluchtelingen en met het sorteren van kleding op maat. „Rond middernacht en ’s ochtends tussen acht en tien uur kwamen de nieuwe vluchtelingen aan. Wij hielpen hen uit het water en voorzagen hen van droge kleren.” Peter zoekt even naar foto’s die hij in Kos maakte. „Kijk, deze mensen staan nat en met blote voeten in de rij voor kleding. Je weet niet goed wat je moet doen als ze aan land komen. Sommigen barsten in tranen uit, anderen vliegen je om de hals. Wij probeerden hen met een woord of een lach op hun gemak te stellen.”
Bevalling
Aan het strand maakte Peter ook schokkende gebeurtenissen mee. „Twee jongens kwamen ons vertellen dat hun ouders op zee verdronken waren. De smokkelaars hadden nepzwemvesten meegegeven. Toen de boot kantelde, overleefden zij het niet. Later in de week kwam er een hoogzwangere vrouw aan in een speelgoedrubberboot. We reden haar met spoed naar het ziekenhuis en een halfuur later is ze bevallen van een gezond zoontje.”
Even is Peter stil. „Wat me ook altijd bijblijft, is de avond dat we hard hoorden gillen. Een moeder wees naar het water, waar haar kind bijna verdronk. We renden het water in en konden het kind nog redden. De hereniging met de moeder staat voor altijd op mijn netvlies.”
Met hooguit drie uurtjes slaap per nacht zette Peter zich een week lang in om vluchtelingen te helpen. „Het is mijn christenplicht en hun situatie is moeilijker dan ons slaaptekort, dacht ik steeds. Ons werk was keihard nodig, dat gaf de energie die we nodig hadden.”
Daardoor voelde het vervelend om weg te gaan van Kos. „Je staakt zomaar je werkzaamheden, terwijl de vluchtelingen blijven komen. Misschien ga ik nog wel een keer terug. Maar dan voor een langere tijd. Er is daar nog zoveel werk te doen.”
Dit artikel stond eerder in familieblad Terdege.