Het lied gaat als volgt:
U hebt gesproken, HEER, vanaf de berg,
vanuit uw liefde voor uw volk op aarde.
Wij waren slaven en dat vond U erg,
U gaf uw woord, een gids voor generaties:
„Ik ben je God die je bevrijdt en redt
van slavernij, vereer Mij alle dagen.”
U, Jezus, sprak ons toe vanaf de berg,
leerde ons vrijheid om elkaar te dienen,
Gods wil te doen, die deze wereld helpt,
uw eenzaam lijden was ultieme liefde.
U zocht geen eretitel voor uzelf,
maar zou uw leven geven voor uw vrienden.
En toch, zoveel verslaving is in mij
en uit mijn hart komen onreine dingen,
haat en geweld, trots en oneerlijkheid,
stenen van woorden, stenigende zinnen.
Vrijheid van mening maakt ons nog niet vrij,
Heer, U alleen maakt mensen mooi van binnen.
Want Jezus zegt: „Strijd jij om in te gaan,
Ik geef een eeuwig leven jou in handen.”
Het kruis, zijn slavenjuk, biedt vrede aan –
een warm onthaal van vrijheid, open armen.
Hij helpt je in de strijd van het bestaan
en geeft als wapen: liefde voor de ander.
U, Jezus, ging te gronde aan geweld
en droeg van alle straf de meest extreme.
Wie nu naar wapens grijpt, is antiheld,
ik hoef geen wraak op anderen te nemen.
Het oordeel blijft aan God die kwaad vergeldt,
Gods Zoon komt zelf als rechter uit de hemel.
Zo liefdevol als Jezus mensen dient,
zoals hij vrijheid een gezicht kan geven,
zoekers en twijfelaars de weg laat zien,
blinden het licht geeft, doden roept tot leven –
bij Hem is Gods gezicht voor ons te zien,
het Woord van vrijheid is in Hem te lezen.