Voor het interview moet Mariam even omschakelen. Zojuist stapte ze de deuren van haar school uit, de Wolfert Tweetalig, een afdeling van de openbare Wolfert van Borselen scholengroep in Rotterdam. Ze zit er in de eerste, in een havo-/vwo-klas. Alle lessen krijgt ze er in het Engels, behalve de vijf vreemde talen die ze naast het Engels leert spreken en schrijven. Chinees bijvoorbeeld. Mariam: „Als je zo’n taal óók in het Engels krijgt aangeboden, wordt het wel erg ingewikkeld om hem goed te leren.”

Takenpakket

In november legde ze de belofte af tijdens een ceremonie in Den Haag, samen met kinderminister Floris uit Molenhoek bij Nijmegen en kinderstaatssecretaris Mookie uit Almere. Ze beloofde plechtig zich trouw aan haar taak als kinderminister te wijden, en de minister gevraagd en ongevraagd te adviseren.

Net als volwassen ministers kregen de drie een eigen portefeuille, een takenpakket. Niet voor de lol, maar serieus. Als tieners weten ze namelijk veel beter hoe het leven van jongeren eruit ziet, dan volwassen ministers die hoog en droog op het ministerie in Den Haag werken.

Minister De Jonge: „Veel beslissingen die we op het ministerie nemen, gaan over de toekomst van jongeren. Nu kun je natuurlijk met allemaal heel slimme mensen nadenken over wat voor die kinderen allemaal goed zou zijn. Maar wat nog veel beter is, is met kinderen samen de beslissingen nemen. En dat gaan we doen!”

Floris wil als kinderminister aan minister Bruno Bruins (minister voor Medische Zorg en Sport) laten zien wat sport voor hem en andere kinderen betekent. Kinderstaatssecretaris Mookie gaat staatssecretaris Paul Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) adviseren over hoe kinderen thuis én op school gezonder kunnen gaan eten en drinken.

Gehandicapt

Mariam heeft de portefeuille Jeugdmantelzorg gekregen. „Ik ga minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport onder andere adviseren over de vraag hoe zijn ministerie jonge mantelzorgers beter kan ondersteunen.”

Een jeugdmantelzorger is iemand onder de 18 jaar die voor een ander zorgt, legt Mariam uit. „Hij of zij doet bijvoorbeeld boodschappen voor een oude buurvrouw, of helpt mensen in het bejaardentehuis.” Vaker nog zorgen jeugdmantelzorgers voor zieke of gehandicapte familieleden, weet ze. „Bij mij in de klas ken ik al zeker drie kinderen die voor hun zieke moeder of hun gehandicapte broertje of zusje zorgen.”

Het is goed dat zulke kinderen leren voor anderen te zorgen, beseft Mariam. „Daar heb je later in je leven ook wat aan. Tegelijkertijd moet het niet zo zijn dat zo’n jongere nooit buiten komt of geen tijd meer voor zichzelf overhoudt.” Verder is ze bang dat kinderen in gezinnen met hulpbehoevende gezinsleden zich weleens achtergesteld voelen. „Een gehandicapt broertje of zusje krijgt vaak veel meer aandacht.”

Ambassadeur

Om erachter te komen of dit klopt is ze kortgeleden op de Wolfert van Borseleschool een projectgroep gestart. De leerlingen in die projectgroep gaan bekijken of en hoe jeugdmantelzorgers het misschien gemakkelijker zouden kunnen krijgen. Ze betrekt ook de jeugdraad van Capelle aan den IJssel erbij. Aan de jeugdraadsleden wil ze vragen of zij weten hoe groot het probleem is, en hoe ze over jeugdmantelzorg denken. „Tegelijkertijd wil ik dat kinderen en jongeren leren wat mantelzorg is, en hen enthousiast maken voor het helpen van mensen die dit nodig hebben.”

Met de resultaten van haar onderzoeken gaat ze komend jaar regelmatig naar Den Haag. „Voor overleg met meneer Hugo de Jonge. Uiteindelijk moet ik hem een advies gaan geven over de beste ondersteuning van jeugdmantelzorgers.”

Dat de regering haar nu voor een jaar als kinderminister heeft aangesteld, vindt Mariam een grote eer. „Het is een kans die niet iedereen krijgt. Er zijn zoveel mensen in Nederland, en nu ben ik een van de drie eersten die dit gaan doen.” Deze week kreeg ze een lijst met zes afspraken en bijeenkomsten voor komend jaar. Verder komt iemand namens het ministerie een keer op haar school een gastles over jeugdmantelzorg geven.

In de toekomst wil Mariam graag meer doen met wat ze nu, als kinderminister en vorig jaar als kinderburgemeester van Capelle aan den IJssel, heeft geleerd. „Ik heb zeker al drie jaar in mijn hoofd dat ik later ambassadrice wil worden. Iemand die de regering van zijn of haar land vertegenwoordigt bij een ander land. Bijvoorbeeld in de Verenigde Staten of een Aziatisch land. Mijn opleiding met zes talen komt hierbij goed van pas.”