De 150 jongens moesten iedere ochtend om vier uur opstaan voor de islamitische gebeden. Daarna leerden ze bommen in elkaar zetten, wapens bedienen en ongelovige vermoorden. Tussendoor kregen ze gewelddadige propaganda te zien én werden ze geacht Koranteksten uit het hoofd te leren. Om tien uur ’s avonds mochten ze naar bed.

Eens moest Majdal vechten tegen het Vrije Syrische leger bij de stad Aleppo. Hij weigerde in eerste instantie. Maar volwassen IS-strijders stopten drugs in zijn eten. “Na het eten voelde ik me een onverwinnelijke held. Als ze me toen gevraagd hadden mezelf in brand te steken, had ik het zo gedaan.”

90 procent van de jongens overleefde het IS-trainingskamp niet, schat Majdal. Zelf kon hij ontsnappen omdat hij een telefoon in handen kreeg waarmee hij zijn familie inlichtte over de plek waar hij zat. Nu zit de jongen in een vluchtelingenkamp. Hij verdient bij als aardappelplukker.