Het ware geloof is nodig om zalig te worden. Dat is duidelijk. Er zijn Bijbelteksten waaruit blijkt dat dit ook geldt voor gebedsverhoring. „Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Want die tot God komt, moet geloven, dat Hij is, en een Beloner is dergenen, die Hem zoeken” (Hebr. 11:6).

Waarom? Het is onmogelijk om zonder geloof de Heere te behagen. We hebben de Heere Jezus nodig als Borg voor de schuld. Als Hij niet onze Voorbidder is, kan de Heere niet verhoren. En de Heere Jezus kun je alleen toebehoren en kennen door het geloof.

Als dit het enige Bijbelwoord is dat wordt benadrukt, kunnen er moeilijke vragen naar boven komen. Hoe gaat dit dan in de praktijk? Denken Gods kinderen op een gegeven moment: Nu ben ik een waar gelovige, dus zal God nu mijn gebed verhoren? Dus kan ik nu beginnen met bidden? Hier hangt nog een ander belangrijk punt mee samen. Als je zo benadrukt dat je moet geloven als je gebed verhoord wordt, kan het lijken dat het van jou afhangt om bekeerd te worden. Mensen kunnen je de indruk geven dat je zelf kunt kiezen om te geloven. Over deze dingen kun je in verwarring worden gebracht. De duivel kan mensen met deze dingen heel erg bestrijden en gevangennemen. Want hij wil maar één ding: dat je niet echt tot de Heere komt. Door eenzijdig de Bijbel te gebruiken, kun je zelfs terechtkomen in een on-Bijbelse leer.

Zullen we nagaan hoe de Heere werkt? Neem het voorbeeld van Saulus. Hij heeft drie dagen en nachten gebeden, zo ernstig dat hij niet at en dronk. Hij wist wel dat hij het ware geloof nodig had. Maar hij kende de Heere Jezus niet als zijn Zaligmaker. Hij zuchtte onder zijn zonden. Het was nood in zijn ziel. Hij moest tot de Heere roepen om genade of anders voor eeuwig verloren gaan. En daarna heeft het de Heere behaagd Zijn Zoon in hem te openbaren. Zo gaat het altijd als de Heere in het hart werkt. Dan redeneer je niet of je een gelovige bent, dan heb je nood en moet je bidden. En denk eens aan de Kananese vrouw. De Heere Jezus zei tegen haar dat Hij alleen gekomen is voor de verloren schapen van het huis van Israël. De vrouw gaf Hem gelijk. Ze was een heidin, een onwaardige, ze vergeleek zichzelf met een hond. Ze voelde zich zo onbekeerd. Maar ze bleef bidden. „En zij zeide: Ja, Heere! doch de hondekens eten ook van de brokjes die er vallen van de tafel van hun heren” (Matth. 15:27).

Weet je wat nu zo’n wonder is? Dat de Heere onbekeerde mensen bekeren wil. Mensen die alles missen, roept Hij op om tot Hem te komen. „Wendt U naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde! want Ik ben God, en niemand meer” (Jes. 45:22).

Dit artikel uit de rubriek ”Mijn vraag” verschijnt op 2 april in het JBGG-magazine "Daniël" nr. 7.