Oudejaarsavond 2016. Zes jongens zitten aan de keukentafel bij een van de leden van het vaste vriendengroepje. Ze leuteren wat. Biertje erbij. Zoals ze dat in het weekend vaker doen.
Een van de vrienden is de 21-jarige Jorrit. Als het kwart voor twaalf is, stapt hij op en gaat naar huis. Zo kan hij de jaarwisseling met zijn ouders en broertje meemaken. Met zijn maten spreekt hij af na middernacht weer bij elkaar te komen om het nieuwe jaar met een drankje in te luiden.
Jorrit is net thuis als de laatste seconden van 2016 wegtikken. Champagne wordt ontkurkt en de familie Van Roeden proost op een gezond en gelukkig 2017.
Afgeschrikt door alle berichten over vuurwerkslachtoffers besloten Jorrits ouders te stoppen met vuurwerk
Als de feestdrank op is, gaat het gezin naar buiten voor het vuurwerk. Jorrit neemt zijn vuurpot, de Blue Camuro 19, mee. Vuurwerk van het type: kokertje met kruit vat vlam, schiet de lucht in, knalt uit elkaar en laat kort een waaier van vuurstrepen zien. En dat negentien keer achter elkaar. Vorige jaren kocht Jorrit veel meer. Thunderkings, astronauten – de blonde Fries hield van het zwaardere vuurwerk. Zijn ouders kochten ook ieder jaar een voorraadje om de jaarwisseling met geknal te omlijsten. Dit keer niet. Afgeschrikt door alle berichten over vuurwerkslachtoffers besloten ze ermee te stoppen.
Een paar minuten over twaalf. Terwijl de rest van het gezin op het erf blijft staan, zet Jorrit het knalwerk op straat. De doos gaat open. Er zitten twee lonten aan. Voor de veiligheid kiest Jorrit de langste lont en steekt die aan.
Nog geen seconde later vat het eerste kruit vlam. Het vuurwerk vliegt omhoog, recht in Jorrits linker oog. De klap verwoest alles. Het oog zelf, de oogleden, de oogkas. Ja, vrijwel het hele gezicht is kapot.
Brancard
„Het gekke was: ik voelde geen pijn, alles was doof. In een reflex hield ik mijn handen voor m’n hoofd en zette wat stappen achteruit. Weg van die knallende pot, dacht ik. Ik kon zelf niets meer zien. Het ene oog was blind, het andere werd dichtgedrukt doordat mijn gezicht helemaal gezwollen was. Mijn ouders snelden toe en brachten me naar de keuken. Daar hebben we mijn gezicht met lauw water gekoeld. Toen begon het langzaamaan pijn te doen.
Terwijl ik in de gootsteen hing, belde mijn moeder 112. De ambulance was er binnen een kwartier. Al snel werd ik op de brancard gelegd en naar Nij Smellinghe, het ziekenhuis in Drachten, gebracht. Die rit heb ik in een soort roes beleefd.
Ik raakte pas echt weer bij m’n positieven toen ze in het ziekenhuis met een oogklem aan de slag gingen. Er zat allemaal bloed en kruit in het oog. Dat wilden de artsen eruit spoelen, maar ze konden er niet bij omdat alles rond mijn oog helemaal dik was. Met die klem drukten ze mijn oogleden open. Dat deed zo verschrikkelijk veel pijn. Ik voelde hoe al het bloed eruit geknepen werd. Gruwelijk. Ik mocht de hand van een verpleegster vasthouden. Nou, dat heeft zij geweten. Ik werk in een meubelzaak, moet je weten, dus ik heb wel wat spierkracht.
Uiteindelijk zijn ze in Drachten twee uur met mij bezig geweest, vooral om al het kruit weg te halen. Ik kreeg nog wat doeken om mijn hoofd en moest weer naar huis. Slapen lukte niet. Er spookte vanalles door m’n hoofd. Kan ik ooit nog zien? Waarom moest een gezellige avond zo eindigen? Hoe kan het dat het vuurwerk zo snel afging?
De volgende ochtend om acht uur werd ik alweer in het ziekenhuis in Groningen, het UMCG, verwacht. Daar moest ik een hele week blijven. Meerdere operaties waren nodig om alles te repareren. Er was zóveel kapot. Mijn neus was gebroken, mijn oogkas ook, op vier plekken, en er zat nog veel kruit in het rechteroog. Met dat ‘gezonde’ oog kon ik trouwens nog steeds niets zien. De zwellingen drukten het dicht. Na een dag was dat gelukkig voorbij.
Uiteindelijk hebben ze het allemaal weer mooi kunnen maken. Maar mijn linkeroog was onherstelbaar. Het is nu een klein bobbelig balletje en ziet zwart en rood. Gelukkig heb ik een prothese, een nepoog dat ik eroverheen kan zetten, zodat het er niet zo akelig uitziet.
Psycholoog
Autorijden –iets wat ik erg graag doe– mocht ik drie maanden lang niet. Eerst moest ik een test doen om te bewijzen dat ik met één oog veilig kon rijden. Door een paar lesjes bij m’n gepensioneerde rij-instructeur kreeg ik dat snel onder de knie. Werken kon de eerste maanden ook nauwelijks. Zolang de wonden niet genezen waren, mocht ik niet tillen. Maar ook dat kwam weer goed.
Het ongeluk psychisch verwerken was lastiger. Als iemand iets naar me gooide of me voor de grap liet schrikken, dook ik in elkaar van angst. Een paar sessies bij de psycholoog hielpen gelukkig. Maar nog steeds heb ik een nogal heftige schrikreactie. Vooral als er vlakbij vuurwerk wordt afgestoken, krimp ik ineen.
Zelf steek ik uiteraard geen rotje of pijltje meer af. En ik raad iedereen aan om te stoppen met gevaarlijk consumentenvuurwerk. Al besef ik ook: als stoere puber had ik dit advies zelf niet opgevolgd. Tref in ieder geval alle veiligheidsmaatregelen die er zijn, want ik gun niemand hetzelfde als wat mij is overkomen.”