Aan de rand van de stad Groningen nestelen honderden studenten van de Rijksuniversiteit Groningen zich in een van de zes flats. „Je woont hier supercheap en de uni is maar tien minuten fietsen.” 

Vanavond loopt Jelle in een colbert. Dit keer zonder stropdas. Een wit kledingrek verraadt dat hij die doorgaans wel draagt. Naast het kledingrek staat een houten kast. Daarnaast ligt er een matras op de grond in de kamer van 3 bij 4 meter. Het bed is zorgvuldig opgemaakt.

De student komt hoofdzakelijk thuis om te slapen. „Meestal zit ik in de bibliotheek.” Jelle is dol op boeken. In zijn middelbareschooltijd –„moeten we het daar echt over hebben?”– verslond hij alle grote werken van Augustinus en de meeste van Dostojevski. „Medeleerlingen op het Revius in Rotterdam vonden mij best wel een nerd.”

Zo nu en dan kwam hij in aanvaring met de rest van de klas. „Ik weet nog dat ik een keer een halfuur lang met mijn geschiedenisleraar discussieerde over Machiavelli’s definitie van macht. Dat was wél een goede docent.” Snapte hij dat de rest van de klas het gevoel had er voor spek en bonen bij te zitten? „De rest van de tijd verveelde ík me!” Op zijn vwo-eindlijst prijkten zeventjes en achten.

Studiebeurs
De universiteit voelde als een bevrijding. „Eindelijk mocht ik gaan doen wat ik leuk vond.” De negens stroomden binnen en Jelle besloot naast zijn studie theologie ook een Midden-Oostenstudie te gaat volgen. Na vier jaar rondde hij beide bacheloropleidingen af, vertrouwd met het Engels, Frans en Duits, maar ook met Hebreeuws, modern Arabisch en Oudarabisch, Grieks, Aramees en Latijn.

Jelle spreekt Engels, Frans en Duits, Hebreeuws, modern Arabisch en Oudarabisch, Grieks, Aramees en Latijn

Vanwege zijn bijzondere prestatie ontving hij van een uitgeverij in Oxford een studiebeurs van omgerekend zo’n 25.000 euro. Een jaar lang verbleef de Krimpenaar in Engeland. Cum laude rondde de leergierige Jelle daar de studie Joodse geschiedenis in de klassieke oudheid af. In Engeland kwam hij in aanraking met wedstrijdroeien.

Deze zomer hoopt Jelle terug te gaan naar Engeland. Cambridge en Oxford hebben hem uitgenodigd om een master te doen. Het is nu nog wachten op een sponsor.

Voor middernacht moet Jelle op bed liggen. Ook omdat hij roeit. ’s Nachts kan hij de slaap niet vatten. Liggend op zijn matras blijft Jelle nadenken. „Echt balen.”

Jelles handen zijn gebutst en gehavend. Hij roeit om zijn hoofd stil te zetten. Altijd moeten nadenken is vermoeiend. „Tijdens een roeiwedstijd kun je écht nergens anders aan denken. De roeiriem moet op de juiste manier het water in. Als je het fout doet, blijf je steken en breek je je ribben.” Ondanks het feit dat de meeste roeiers „motorisch intelligenter” zijn –„Ik kon pas op m’n zesde zonder zijwieltjes fietsen”– is het Jelle nog nooit overkomen. „Ik ben nooit goed geweest in dingen half doen.”

„Ik ben introvert en breng meer tijd met boeken door dan met mensen.”

Studeren kan Jelle van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat zonder moe te worden. Echter: „nieuwe mensen ontmoeten kost me heel veel energie. Ik ben introvert en breng meer tijd met boeken door dan met mensen.”

Wanneer Jelle over de Bijbel begint, raakt hij enthousiast. „Waarom ik daar zo’n liefde voor heb, weet ik niet.” Momenteel bestudeert hij Exodus 20 tot 25. Hij zoekt naar minieme woordverschillen tussen de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst en de latere vertaling in het Grieks, de Septuaginta. Die teksten verschillen soms iets van elkaar.

Handschriften
Bij het bestuderen van de eeuwenoude handschriften voelt Jelle zich verwant met de Bijbelschrijver en -vertalers. „Het zijn mooie dingen. Nee, echt waar! Je kunt dichter bij de oorspronkelijke bedoeling van de schrijver of vertaler komen. En de Bijbel lezen in de originele taal geeft een dieper inzicht.”

De laatste man die zich bezighield met hetzelfde onderwerp, schreef zijn proefschrift in 1851. Jelle probeert aan te tonen dat de Griekse vertaling beïnvloed is
door het Egyptisch recht. Glunderend: „Er is in principe geen reden om dat te denken, maar ik heb twee woordjes gevonden die wel aanleiding geven om dat te denken.”

Opnieuw zet hij thee. Een koekje neemt hij niet. „Ik moet wel in de juiste gewichtsklasse blijven voor het roeien.”

Hoogbegaafd
Jelle houdt niet van het woord hoogbegaafd. Bovengemiddeld intelligent dan? „Dank je.” Zo’n 2 procent van de mensen is hoogbegaafd. Het is meer dan alleen een hoog IQ. Hoogbegaafden zijn vaak ook gedreven, autonoom, creatief en gevoelig.


Deze week is het de Week van de Hoogbegaafdheid. De organisatoren vinden dat veel mensen bevooroordeeld zijn over hoogbegaafden. „Daardoor kunnen hoogbegaafden niet altijd en overal zichzelf zijn en hun talenten optimaal inzetten. En dat is enorm jammer, want hoogbegaafden hebben de maatschappij veel te bieden.” Aldus het organisatieteam op zijn website.