Regelmatig komen ouderling C. K. van der Ent van de gereformeerde gemeente in Houten en Marcus Blok (bijna 13) elkaar tegen. Dagelijks fietst Marcus naar school. Ouderling Van der Ent fietst naar zijn werk. Ook nu stappen ze samen op de fiets. Tijdens hun fietstocht komen ze langs een boerenerf. Er staan enorme apparaten. Al snel gaat het gesprek over macht en machtig.
„Weet je hoe sterk en machtig zo’n tractor is? Die trekt zo een boom uit de grond.” Sterk is kennelijk ook machtig. Marcus ziet macht ook terug bij de wereldleiders. Geld en kennis geven ook macht.
Als het gaat over macht vraagt Marcus: „Maar wie is nu de baas in de kerkenraad?” Van der Ent vertelt over de discipelen, die aan de Heere Jezus vroegen: „Wie is de meeste in het Koninkrijk van de hemelen?” Jezus neemt dan een kind als voorbeeld. „Als je niet wordt als een klein kind, dan kun je het Koninkrijk van God niet ingaan. In het Koninkrijk van God is de minste de meeste. Zo hoort het ook in de kerkenraad en de gemeente te zijn. Helaas is het in de kerk niet altijd zo, maar het is wel het voorbeeld dat Jezus ons geeft.”
Marcus vraagt aan Van der Ent wie de baas is in zijn leven. Het geeft een inkijkje in het hart van de ouderling. „Als ik zwak ben, dan ben ik machtig. Als God aan je kant is, ben je zeker van de overwinning.”
Ouderling Van der Ent: „Wie is de baas over jouw leven?” Daarop antwoordt Marcus zonder aarzelen: „De Heere.” Marcus merkt dat de Heere er is en dat Hij regeert en beschermt. „Vroeger werd ik op school behoorlijk gepest, maar de Heere heeft me daar helemaal van bevrijd. Hij kan alles!” Marcus wil graag de Heere gehoorzamen, maar merkt ook dat dat moeilijk is. Over de vraag of de Heere hem dan ook zijn zonden wil vergeven, moet hij wat langer nadenken. „Ik denkt het wel”, zegt hij ten slotte, „de Heere is almachtig, Hij kan het ook van mij en mijn zonden winnen.”
Lees het hele Blokje om in Daniël nr. 13.