Oké, de staven zijn niet echt van ijzer. Maar deze weerbaarheidstraining is wel bloedserieus. Want wat doe je als je aangevallen wordt of als er iemand over jouw grenzen heen gaat? Dat leren de meiden van de Gomarus van weerbaarheidstrainer Sanne Fokker-Reyngoudt en psycholoog Evelyne Sinke-Provily.
De training wordt georganiseerd door stichting De Vluchtheuvel. Via school konden de meiden zich aanmelden. De nadruk ligt op seksuele weerbaarheid. „Dat is in deze tijd heel belangrijk”, legt Sanne uit. „Ik schrik ervan wat jongeren allemaal op hun bordje krijgen. Jongens die je op school nog niet eens in de ogen durven te kijken, kunnen je zomaar een appje sturen waarin ze om naaktfoto’s vragen of je bedreigen.” Evelyne: „Je ziet dat de seksuele moraal verandert. De vraag waar je zin in hebt, is belangrijker geworden dan normen en waarden.”
Tijdens de weerbaarheidstraining, die bestaat uit zes tot acht middagen, gaan Evelyne en Sanne onder andere uitgebreid met de meiden in gesprek over seksualiteit. „De meesten geven aan dat ze gemeenschap voor het huwelijk niet vinden kunnen, maar over alles wat daarvoor komt, wordt heel verschillend gedacht”, merkt Evelyne. „Tijdens de training kijken we samen wat de Bijbel zegt”, aldus Sanne. „Niet zozeer wat er precies wel en niet mag, maar wat de bedoeling van de Heere is met seksualiteit. Of jouw leven aan dat doel beantwoordt. En wat jouw grenzen zijn en hoe je die duidelijk aangeeft.”
Recht aankijken
Het aangeven van grenzen oefenen de meiden vandaag in een rollenspel. „Wat was ook al weer belangrijk bij zo’n confrontatie?” vraagt Evelyne voor ze beginnen. Met elkaar komen de meiden een heel eind. „Je moet iemand recht aankijken. Dan kom je zekerder over.” „Niet vragen of hij ermee op wil houden, want dan kan hij nee zeggen.” „Je kunt beter zeggen: Ik wil dat je hiermee stopt. Of: Ik vind dit vervelend.” „Niet in discussie gaan.” „En rustig blijven ademhalen.”
De deelnemers leren ook letterlijk om stevig in hun schoenen te staan. Met behulp van een stootkussen oefenen ze deze middag de ”hamerslag”. Sanne doet nog even voor wat de bedoeling is. „Houd je vuist ter hoogte van je oor en laat hem dan als een hamer op je aanvaller neerkomen. En vergeet niet om een flinke schreeuw te geven. Bam! Waarvoor was dat ook alweer?”
De meiden weten het nog wel. „Dan kom je krachtiger over. En je slaat vanzelf harder.” „Het helpt je ook om op de goede manier te ademen, vanuit je buik”, herinnert een ander zich. „Heel goed”, zegt Sanne. „En vergeet niet dat aanvallers niet van schreeuwen houden.”
Grijns
Eerst mogen alle meiden met een hamerslag –en een schreeuw dus– het stootkussen uit Evelynes handen slaan. Sanne vindt dat ze het goed hebben gedaan, maar heeft nog één verbeterpuntje. „Ik zag op alle gezichten een grote grijns. Je kunt hard brullen dat je het niet wilt, maar dan moet je niet uitstralen dat je het leuk vindt.”
Dan oefenen de meiden de hamerslag in tweetallen. Na afloop praten ze in een kring even na. „Hoe zou je het nu in de praktijk doen?” vraagt Sanne. „Dan sla je niet op een kussen, maar op een persoon in.” Het blijft even stil. „Ik denk dat ik dan minder hard zou slaan”, zegt een van de meiden. „Als het een echt mens is, heb je toch al snel medelijden. Je wilt hem geen pijn doen.”
Sanne benadrukt dat de hamerslag echt bedoeld is voor noodsituaties. „Als iemand je wil mishandelen of beroven, of je iets aan wil doen op seksueel gebied, dan is het niet zielig als je hem pijn doet. Ik zou zeggen: richt maar gewoon op z’n hoofd met die hamerslag.”