Verpleegkundige Marien werd geadopteerd toen hij drie maanden oud was. Later adopteerden zijn ouders een jongen en een meisje uit Haïti, en ze kregen ook via de natuurlijke weg een zoontje. „Behalve mijn broertje en zusje kende ik als kind geen donkere mensen”, vertelt Marien in de achtertuin van de familie Baas. Hij komt regelmatig bij de tweeling Leonard en Arthur. „We zitten in een grote en hechte vriendengroep.”

Op de basisschool had Marien geen vrienden. „Ik werd gepest. En ik durfde het tegen niemand te zeggen, want mijn moeder was juf. Als ik het haar vertelde, zouden die jongens zeggen: Hij is lekker gaan huilen bij z’n mammie. Dat zou het alleen maar erger maken. Als ik met een gescheurde trui of kapotte bril thuiskwam en m’n moeder vroeg wat er gebeurd was, zei ik daarom: Ik ben wat te wild geweest.”

„Zou dat pesten ook racistisch zijn geweest”, vraagt Arthur. Marien: „Bij kinderen weet je dat nooit precies, denk ik. Maar mijn huidskleur zal zeker meegespeeld hebben. Ik was wel de enige donkere op school. En daar werden ook vaak lelijke opmerkingen over gemaakt.”

„Ik maak ook weleens een opmerking die te maken heeft met je huidskleur”, biecht Leonard op. „Dat is grappend bedoeld. En jij lacht er altijd om, maar vind je dat echt niet erg? Dat vind ik lastig te peilen.” Marien denkt even na. „Nou, inmiddels heb ik behoorlijk veel zelfvertrouwen. Dus ik zit er niet mee. En jij bent een vriend. Maar ergens diep vanbinnen knaagt het wel. Vooral als mensen heel vaak zo’n grappende opmerking maken.”

„Als ik jou zie, zie ik niet een bruin persoon”, zegt Leonard. „Ik zie iemand die heel spontaan en vrolijk is. Je huidskleur is er wel, maar die merk ik niet op. Net als jij mijn bril waarschijnlijk ook niet opmerkt.”

Gewend

„Heb je tijdens je werk weleens met racisme te maken?” wil Arthur weten. „Ik werk in de thuiszorg”, begint Marien, „en er zijn cliënten die liever een blanke collega aan hun bed zien. Niet dat ze dat in mijn gezicht zeggen, maar ik voel dat ze afstandelijk zijn. En als ik dan met een blanke stagiair kom, dan mag alleen diegene bij hen komen. Is dat racisme? Misschien wel. Maar ja, die oude mensen zijn het van vroeger gewend om zo te denken.”

Tijdens zijn opleiding heeft de verpleegkundige naar eigen zeggen wel last gehad van racisme. „Ik deed werken-leren. Dus ik ging één week naar school en daarna werkte ik drie weken. Bij een reformatorische zorginstelling. Het is lastig te bewijzen, maar ik en een aantal collega’s kregen sterk het idee dat een paar begeleiders me daar niet eerlijk behandelden. Feedback kreeg ik niet, of niet rechtstreeks. Dat moest ik achteraf op een niet zo leuke manier via de teamleider horen. En schoolopdrachten werden nooit direct afgetekend, terwijl ik hetzelfde deed als collega’s en medestudenten. Daardoor werd het voor mij lastig om de opleiding goed te doen.”

Een blanke collega stuurt een brief naar de locatiemanager. „Om de situatie aan de kaak te stellen. Maar dat hielp niet. Uiteindelijk werd ik daar ontslagen „want jij haalt je opleiding toch nooit.””

Leonard luistert met verbijstering. „Zit racisme diep ingebakken in onze cultuur?” vraagt hij zich af. Marien: „In de reformatorische wereld denk ik niet, hoor. Dat komt vermoedelijk doordat veel donkere refo’s geadopteerd zijn. Zij gedragen zich niet anders dan hun blanke geloofsgenoten. Bovendien is het on-Bijbels om te discrimineren. Toch merk ik vaak wel wat ongemak, dat mensen eraan moeten wennen. En dat is begrijpelijk.”

Tweede Kamer

Is er in Nederland sprake van institutioneel racisme? Maken officiële instanties zich schuldig aan discriminatie op basis van iemands afkomst? „Ja”, zegt Leonard. Marien valt hem aarzelend bij. „Dat blijkt ook uit onderzoek, toch? Dat mensen met een donkere huid of een buitenlandse achternaam bijvoorbeeld minder snel op gesprek mogen komen bij een sollicitatie.” Dat er in de Tweede Kamer geen politici met een donkere huidskleur zitten, vindt Marien apart. „Dan ben je toch geen goede volksvertegenwoordiging?”

„Wat denk je: zal racisme ooit weggaan?” vraagt Arthur aan Marien. Die antwoordt: „Dat lijkt me niet. Toch ben ik blij met de aandacht die er nu voor is. De manier waarop overigens niet, met al die gewelddadige demonstraties. En het slaat nergens op dat je standbeelden van belangrijke historische figuren weg wilt hebben. Maar hopelijk zorgt de discussie ervoor dat mensen gaan nadenken over wat zij tegen racisme kunnen doen.”

Veel mensen vinden zichzelf niet racistisch, maar doen wel racistische uitspraken. „Durf diegene er dan op aan te spreken”, adviseert Marien. „Dan wordt het misschien ongemakkelijk, maar je zorgt er wel voor dat het langzaamaan vreemd wordt om racistische dingen te zeggen.” Leonard vult aan: „Met wetten of regels kun je racisme niet verbieden. We moeten het met z’n allen niet meer normaal gaan vinden. Dat kan misschien door er in het onderwijs aandacht aan te besteden.”

„Racisme werd honderden jaren min of meer normaal gevonden, dus ik verwacht niet dat we er in tien jaar vanaf zijn”, stelt Marien. „Maar we zouden wel wat stappen in die richting moeten zetten.”