Het liefst zou Jeffrey automonteur zijn geworden. Hij zou het liefst zélf geld verdienen. Niet langer te hoeven leven van een Wajonguitkering. Ook zou hij graag op zichzelf wonen. Het zijn slechts dromen.
De gepeste jongen stond acht keer voor de rechter omdat hij had gestolen. Zijn opleiding tot monteur kon hij niet afmaken. Nu woont en werkt Jeffrey op een zorgboerderij. Van halfnegen ’s morgens tot vier uur ’s middags. De rest van de dag kijkt hij televisie of speelt hij met zijn telefoon. Zelfstandig het erf af fietsen mag niet. Zijn begeleiders zijn bang dat hij dan het dievenpad op gaat.
Het pesten begon op een school voor speciaal onderwijs in Tiel. Het meisje dat voor Jeffrey in de klas zat, had de docent verteld dat de jongen haar trapte. Jeffrey ontkent de beschuldigingen, maar de leraar gelooft hem niet. Jeffrey moet strafwerk schrijven. Iedere dag. Hij is het buitenbeentje.
Jaren later valt Jeffrey op het Van Lodenstein College opnieuw buiten de groep. In de pauze zit hij eenzaam in een hoekje. „Ik ben anders”, weet Jeffrey. „Een pleegkind. Ik werd niet geboren in een christelijk gezin. Daarom moeten ze mij hebben. Pesters pakken de zwakste.”
Jeffrey wordt –buiten het zicht van docenten– uitgelachen en geduwd. „Elke dag weer.” Erover praten lukt hem niet. Zijn pleegouders wil de jongen aanvankelijk „niet lastigvallen.” Docenten acht hij niet betrouwbaar en van een vertrouwenspersoon heeft hij nog nooit gehoord.
Maar „uit het leven te stappen”, zoals hij het zelf noemt, is voor Jeffrey nooit een optie geweest. Hij is een volhouder, vindt hij. „Zoiets doe je je familie niet aan.” Een volhouder mag hij zijn, een prater is Jeffrey niet. „Ik hield alles binnen en probeerde er de controle over te houden.”
Diefstal
Het hart van Jeffrey is onstuimig. De opgekropte gevoelens en emoties zoeken een uitweg. Jeffrey gaat het dievenpad op. „Om maar niet aan het pesten te hoeven denken.”
Met een dikke winterjas aan bezoekt hij de supermarkt. Een aantal blikjes bier kan hij gemakkelijk verbergen in de zakken van zijn jas. Zijn hart klopt in de keel als hij bij de kassa slechts één product afrekent. Jeffrey weet dat het niet goed is. Maar geniet ervan dat hij even niet het slachtoffer is.
De kick die stelen geeft, werkt verslavend. Het blijft niet bij kruimeldiefstallen. Een scooter hier, een auto daar. Als het lukt, rijdt Jeffrey een rondje in het gestolen vervoersmiddel. Regelmatig wordt hij opgepakt.
Nog altijd vindt Jeffrey het moeilijk om te praten over zijn pestverleden. Wel heeft hij sinds vijf jaar een website, waar gepeste jongeren zich kunnen melden.
Van Jeffrey krijgen zulke jongeren het advies mee om te práten over het pesten. „Met een ouder, een docent, een huisarts, een vertrouwenspersoon, een psychiater of wie dan ook. Zelf wilde ik mijn pleegouders niet lastigvallen en wist ik niet dat professionals het verhaal dat jij hun vertelt écht geheim moeten houden.” Als Jeffrey eerder was gaan praten, was hij niet zo diep in de problemen gekomen, denkt hij.
Wat hij zou doen als hij nu een van zijn vroegere pestkoppen zou tegenkomen? „Het liefst zou ik ’m op z’n bek slaan. Maar ik denk dat ik langs hem heen zou lopen en niets zou zeggen.”
Dit is de laatste dag van de landelijke Week Tegen Pesten, die is georganiseerd door Stichting School & Veiligheid.
Open gesprekken
Annelies Soer is antipestcoördinator op het Van Lodenstein College in Kesteren. Ze vertelt dat de school er alles aan doet om pesten te voorkomen. „Mentoren besteden in hun lessen veel aandacht aan positieve groepsvorming. Voor de klassen 1 en 2 organiseren we introductieweken zodat leerlingen op een goede manier met elkaar leren omgaan. Rond de herfstvakantie vullen leerlingen een sociogram in. Daarmee brengen we de dynamiek van de groep in beeld, zodat we leerlingen die gepest (kunnen) worden, kunnen signaleren.”
Tijdens de Week tegen Pesten besteden docenten via dagopeningen en mentorlessen over bijvoorbeeld sociale media aandacht aan pesten. „De lijnen die vanuit de Bijbel zijn getrokken, waren heel waardevol. Er ontstonden open gesprekken met leerlingen.”