De toekomst ziet er voor baby Christiana –destijds de naam van Hanne-José– niet rooskleurig uit. Ze komt ter wereld in de Nigeriaanse miljoenenstad Lagos. Het meisje lijdt aan malaria en heeft last van diarree. Haar voet staat scheef. Dat komt omdat ze al jong polio heeft gehad. Op het hoofdje van Christiana zitten twee abcessen vol etter, zo groot als kastanjes.
Haar moeder, een schoonmaakster, laat Hanne-José achter bij haar opdrachtgever. „Mijn moeder schreef op een briefje: „Ik kan niet voor haar zorgen, maar vertrouw erop dat jij dat wel kunt.”” Zes weken later brengt deze vrouw Christiana naar het weeshuis. Daar zitten zo’n 150 kinderen. Er is één verbandtrommel. De medewerkers geven de kinderen alleen maar te eten.
„Van mijn biologische moeder weet ik alleen een mogelijke naam”, vertelt Christiana. „Ik weet niet hoe mijn moeder was toen ze mij kreeg, en ook niet waar ze woonde. Gelukkig kan ik me inmiddels een beetje indenken hoe het voor haar moet zijn geweest. Wellicht was haar man bij haar weggegaan. Ze werkte als schoonmaakster, dus haar toekomst was waarschijnlijk niet rooskleurig. En ik was ernstig ziek.”
Vijf weken na aankomst in Nigeria mogen Christiana’s adoptieouders haar mét paspoort, mee naar huis te nemen, naar haar twee jaar oudere Nigeriaanse broer. Later adopteert de familie Huisbrink nog een tweeling uit Guatemala. Die is inmiddels 18 jaar oud.
Piano
Christiana’s roepnaam wordt Hanne-José, naar haar Nederlandse oma’s. De baby uit Nigeria groeit op in een christelijk gezin in Genemuiden. „Hier voel ik me écht thuis en ik geniet van de mensen om mij heen. We zien onszelf als een gewoon Nederlands gezin.”
Soms denkt Hanne-José aan haar biologische moeder. „Ik zou haar graag willen laten weten dat het goed met me gaat, dat ze de juiste keuze heeft gemaakt en dat ik me heb mogen ontwikkelen. Ik ben heel muzikaal en speel graag piano. Zou ik dat van pa of van ma hebben? Hebben zij dezelfde karaktereigenschappen als ik? Ik heb nooit geprobeerd te achterhalen wie mijn moeder is, omdat de kans dat het me lukt haar te vinden veel kleiner is dan mijn kans op geluk hier. Ik vind het bijna ondankbaar om te proberen te achterhalen wie mijn ouders zijn, want ik heb het hier zo goed.”
Ook vraagt de Genemuidense zich soms af wat de reden is geweest dat haar moeder haar heeft afgestaan. „Ik heb me erbij neergelegd dat ik op die vraag geen antwoord krijg. Mijn biologische moeder verwijt ik niets. Ik weet voor de volle honderd procent zeker dat ze me niet zomaar heeft afgestaan. Het is bizar dat je als moeder zover komt dat je je kindje ergens achterlaat. Dat doe je niet zomaar.”
Ze raakt daarom wel eens gefrustreerd als mensen zeggen dat het voor een kind altijd beter is om op te groeien in de eigen cultuur. „Hadden mijn ouders mij dan in het weeshuis moeten laten sterven, omdat ik dan tenminste in mijn eigen cultuur zou zijn gebleven?”
Voorzienigheid
Negentien jaar na een heftige babytijd werkt Hanne-José bij Adullam in Genemuiden met gehandicapten. „Daar heb ik het goed naar mijn zin. En thuis voel ik me ook echt, écht thuis. Tegelijkertijd reis ook graag. Ik kan me maar moeilijk nestelen.”
Hanne-José sluit niet uit dat ze nog eens naar Afrika verhuist. Ze wil graag iets betekenen voor mensen die in dezelfde situatie als haar worden geboren. En er niet, zoals zijzelf „onder Gods voorzienigheid uit zijn gehaald.” „Aan de andere kant van de wereld is zoveel ellende, zoveel wanhoop. Ik ben me bewust van het feit dat het heerlijke luxe westerse leventje dat ik hier leef, niet vanzelfsprekend is. Ik denk dat het Gods doel was om mij te laten beseffen: Ik heb jou er uitgehaald, maar met een reden. Om voor mensen te zorgen die in dezelfde situatie zitten als waarin jij zat.”
Over adoptie en illegaliteit
„Dat de CHE-studenten die vorige week woensdag op deze plek hun verhaal deden, diep geschokt zijn over praktijken van kinderhandel en ook van adoptieouders vragen kritisch te kijken naar procedures, is oké”, stelt Gera ter Meulen van KennisBureau ter Meulen, voor Pleegzorg en Adoptie. „Maar als onderzoeker heb ik grote vraagtekens bij de getallen dat 7 van de 10 adopties illegaal zouden zijn.
De adoptiewereld is zich tegenwoordig buitengewoon bewust van het risico dat er misbruik wordt gemaakt van hun goede bedoelingen. Daarom nemen nu al bijna 100 landen deel aan het Haags Adoptieverdrag uit 1993. Dit verdrag bepaalt onder meer dat adoptie in het belang van het kind moet zijn, dat het geen geldelijk gewin mag opleveren en dat eerst in het geboorteland een goede oplossing gezocht moet worden vóórdat interlandelijke adoptie een optie is. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is verantwoordelijk voor een goede uitvoering van het verdrag in Nederland.
Dat wil niet zeggen dat criminele of misleidende acties binnen de adoptieprocedure nooit meer voor kunnen komen – helaas moet iedereen hierop alert blijven. De organisaties die in Nederland in het adoptieveld werken doen hun uiterste best om er voor te zorgen dat adopties aan de verdragsdoelstellingen voldoen. Ook al moeten ouders die graag willen adopteren daarvoor een zware, onzekere en langdurige procedure doorlopen.
In samenwerking met Universiteit Leiden heb ik in 2016 voor EurAdopt een grootschalig onderzoek gedaan onder Nederlandse volwassen geadopteerden uit 32 landen. Van bijna 1200 geadopteerden had meer dan een kwart hun achtergrond in het geboorteland gecheckt. Minder dan een derde van de deelnemers had niet-correcte informatie gevonden – een ander getal dan 7 op 10. Incorrecte informatie betekent ook niet per definitie dat er sprake is van criminaliteit; het kan ook samenhangen met de cultuur in het land. Zo kunnen afstandsmoeders bijvoorbeeld valse namen opgeven voor hun eigen veiligheid.
In ons onderzoek viel op dat het percentage niet-correcte informatie sinds de jaren ’90 drastisch is teruggelopen. De gegevens in het geboorteland over adopties na 1990 kwamen voor het overgrote deel overeen met wat de geadopteerden al aan informatie hadden gevonden. Dat geeft hoop.”