Een beetje houterig verplaatsen vader en moeder robot zich over een stuk grijze vloerbedekking in de Jaarbeurs in Utrecht. Vader blauw, moeder groen. De robots doen overigens in niets denken aan menselijke wezens. Armen en benen bestaan uit kleine, gekleurde kubussen, onderling met elkaar verbonden.
Iets verderop schuifelt de babyrobot – de eerste in z’n soort. Het kleintje kent de blauwe benen van pa en de groene armen van ma. De babyrobot is ter wereld gekomen na een –digitale– ontmoeting tussen z’n ouders.
VU-hoogleraar kunstmatige intelligentie Guszti Eiben heeft zijn technologische vinding gistermiddag onthuld tijdens de Campus Party, een internationale techbeurs in Utrecht.
„Een doorbraak”, verzekert Eiben. „Geweldig.” Jarenlang is de hoogleraar door vakgenoten weggehoond om zijn evolutionaire robotica. Robots kunnen zichzelf –zo betoogt Eiben– dingen aanleren en daardoor zichzelf verbeteren. Zijn ideeën zouden volgens de wetenschap alleen op papier cq. in een computersimulatie mogelijk zijn.
Geboortekliniek
Eiben claimt nu echter te hebben bewezen dat hij ervoor kan zorgen dat robots zich aanpassen qua gedrag én qua fysieke vorm. De hoogleraar heeft een ‘geboortekliniek’ ontwikkeld, een ‘kleuterschool’ en een ‘arena’ waar robots worden geboren, leren lopen, leren werken en zich uiteindelijk kunnen vermenigvuldigen.
Het concept klinkt vereenvoudigd nóg ingewikkeld. Het werkt ongeveer als volgt: twee robots komen elkaar tegen, wisselen via wifi informatie uit over hun genetische eigenschappen en geven een 3D-printer vervolgens opdracht een compleet nieuwe robot te bouwen. Mét de specifieke DNA-kenmerken van z’n ouders, maar eventueel ook met unieke eigenschappen dankzij een evolutionair computerprogramma.
Het voortplanten van robots kan zich in principe eindeloos herhalen. Van kind op kind, van generatie op generatie, waarbij het gedrag en de vorm van de babyrobots zich kan aanpassen aan gevraagde omstandigheden.
Robotfokkerij
De technologie is op termijn bijvoorbeeld bruikbaar in de ruimtevaart –„de kolonisatie van Mars”– of in de diepzeemijnbouw, maar bijvoorbeeld ook in bejaardenhuizen of de tuinbouw. De VU-hoogleraar hoopt met hulp geldschieters over vijf tot tien jaar robotfokkerijen te kunnen opzetten.
De vrees bestaat dat de techniek op een onbeheersbare manier gaat heersen over de mensheid. „Klopt”, reageert Eiben. „Het is goed om daar over na te denken en vanaf het begin waarborgen tegen misbruik in te bouwen. Vanaf dag één. Nou ja, vanaf dag twee, nu, na de presentatie.” De hoogleraar kunstmatige intelligentie wijst erop dat de ‘voortplanting’ plaatsvindt vanuit één centraal punt, een computer. „Met één druk op de knop is in het proces direct een geboortestop uit te voeren.”
Ongeveer elk computersysteem is echter te hacken. Daarin schuilt inderdaad een gevaar, geeft Eiben toe. „Maar het duurt nog jaren voordat deze technologie beschikbaar is voor concrete toepassingen.” Voorzorgsmaatregelen tegen digitale inbraak heeft de hoogleraar nog niet genomen „Ik ga contact opnemen met een collega hacken.”
Verder moet de Amsterdamse hoogleraar vooral naarstig op zoek naar geldschieters. Eiben denkt 3 tot 4 miljoen euro nodig te hebben om zijn systeem in drie tot vier jaar te perfectioneren. Met krachtige computers, snelle 3D-printers en slimme medewerkers. De technologie klinkt redelijk science fiction-achtig. Inderdaad, maar met steeds meer science en steeds minder fictie.