Waarom kiest iemand voor zo’n leven? Gerrit vertelt hoe de kiem werd gelegd in zijn jeugd. ‘Ik had een problematische kindertijd. Mijn ouders waren verslaafd aan alcohol. Op m’n achtste werd ik in een internaat geplaatst, daar was het nog erger. Een begeleider mishandelde en misbruikte me gruwelijk. In die periode verhardde ik, ik kon niet eens meer huilen.’ Als Gerrit na verloop van tijd weer thuis komt wonen, blijkt er geen ruimte voor zijn machteloze verdriet. ‘Ik heb geprobeerd er met m’n ouders over te praten, maar ik liep tegen een muur op. We kregen alleen maar ruzie.’
Op zijn 16e belandt Gerrit weer in een internaat. ‘Toen ging mijn leven echt achteruit. Ik begon drugs te gebruiken en kreeg relaties met vrouwen die 15 jaar ouder waren dan ik. Er klopte niks van. Ik was op zoek naar moederliefde, maar dat begreep ik toen zelf niet.’ De jonge Gerrit ziet voor zichzelf geen kansen in wat hij ‘het normale leven’ noemt. Daarom kiest hij voor een carrière in de criminaliteit. ‘Ik heb heftige dingen gedaan, ik ging heel ver. Daardoor heb ik ook lange periodes vastgezeten.’
Op een dag, nu twintig jaar geleden, zat Gerrit op de luchtplaats van de gevangenis. Er kwam een bewaker op hem af. ‘Hij had een boek onder zijn arm, een Bijbel. Hij ging naast me zitten en begon over het geloof. Ik had daar helemaal geen zin in, dus ik brak het gesprek snel af. Dat vond hij niet erg, maar de man gaf me nog wel een briefje met een tekst ‘Het is volbracht’. Het zei me helemaal niets, maar ik gooide het briefje ook niet weg.’ Die dag bleek er een zaadje geplant, dat heel langzaam wortel schoot. ‘Ik ben later met de man in gesprek gegaan en ben daar in de gevangenis ook naar de kerk geweest. In een hoekje, waar niemand me zag.’
Het geloof komt steeds weer Gerrits leven binnen. Hij krijgt een relatie met een gelovige vrouw en wordt in 2006 vader van een dochter. Alle reden om te veranderen, zou je zeggen. ‘En toch kon ik het niet loslaten. Ik wilde een normaal leven leiden en een goede vader zijn, maar de drugs waren sterker. Ik werd er wanhopig van en wilde niet meer leven. Maar God heeft me behoed, mijn leven gered.’
Gerrits weg naar een normaal leven blijkt er een van heel veel vallen en toch steeds weer opstaan. God brengt steeds weer christenen op zijn weg die hem een stap verder helpen. Uiteindelijk blijkt voor zijn herstel nog een laatste periode van detentie nodig te zijn. Gerrit vertelt: ‘Ik wilde graag contact met iemand van buiten. Daarom heb ik een aanvraag ingediend bij Gevangenenzorg. Na een tijdje kwam Ton. Ik weet nog goed dat ik het kamertje inliep en hem zag zitten. Ik zag direct dat het een gelovige man was, die hebben allemaal zo’n geblokt overhemd’, grapt hij. Ton kan er wel om lachen, want Gerrit had het goed gezien. ‘Ik geloof inderdaad in Jezus en wil in Zijn spoor gaan. God heeft Gerrit op mijn pad gebracht en ik wil zijn naaste zijn.’
Hoe kan het toch, dat de bezoekvrijwilliger zoveel geeft om een doorgewinterde crimineel? Ton wil dat wel uitleggen. ‘Er is niet zoveel verschil tussen Gerrit en mij. Ik heb dan wel nooit gevangen gezeten, maar toch… God ziet het hart aan, ook in mijn leven. Ik heb geen reden om me beter te voelen dan een gedetineerde. We moeten ons allemaal gevangen weten in zonde en zijn allemaal afhankelijk van Gods bevrijding. Dat echte vrij zijn, dat heb ik net zo nodig als Gerrit, en dat komt van God.’
Dit artikel is een beknopte weergave van een eerder verschenen artikel in de nieuwsbrief van Gevangenenzorg Nederland.